ECLI:NL:HR:2016:2299

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 oktober 2016
Publicatiedatum
11 oktober 2016
Zaaknummer
15/03097
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake informatiebeschikkingen

In deze zaak heeft de Staatssecretaris van Financiën beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 28 mei 2015, waarin het hoger beroep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland werd behandeld. De Rechtbank had zich uitgesproken over informatiebeschikkingen die waren genomen op basis van artikel 52a, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De Staatssecretaris stelde dat de uitspraak van het Hof onjuist was en heeft een middel voorgesteld ter onderbouwing van zijn cassatieberoep. Belanghebbenden hebben hierop gereageerd met een verweerschrift en hebben tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft beide beroepen in cassatie beoordeeld. Het principale beroep van de Staatssecretaris werd ongegrond verklaard, omdat het voorgestelde middel niet leidde tot cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien het middel geen rechtsvragen opriep die relevant waren voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. Het incidentele beroep van de belanghebbenden werd eveneens ongegrond verklaard om dezelfde redenen.

Wat betreft de proceskosten werd de Staatssecretaris veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 992 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Voor het incidentele beroep waren er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 16 oktober 2016, waarbij de Hoge Raad het griffierecht voor de Staatssecretaris vaststelde op € 497.

Uitspraak

14 oktober 2016
nr. 15/03097
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de Staatssecretaris van Financiën(hierna: de Staatssecretaris) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 28 mei 2015, nr. 14/00419, op het hoger beroep van
[X1] VOF, [X2], [X3], [X4]te
[Z](hierna: belanghebbenden) tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. AWB 13/3336) betreffende de ten aanzien van belanghebbenden genomen informatiebeschikkingen als bedoeld in artikel 52a, lid 1, van de AWR.

1.Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Belanghebbenden hebben een verweerschrift ingediend. Zij hebben tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris heeft schriftelijk zijn zienswijze omtrent het incidentele beroep naar voren gebracht.

2.Beoordeling van het in het principale beroep voorgestelde middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het in het incidentele beroep voorgestelde middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

Wat betreft het principale cassatieberoep zal de Staatssecretaris worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
Wat betreft het incidentele cassatieberoep acht de Hoge Raad geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart beide beroepen in cassatie ongegrond, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbenden, vastgesteld op € 992, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2016.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 497.