Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
11 oktober 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep in het kader van een ontnemingsmaatregel. De Hoge Raad behandelt de vraag of een nog niet onherroepelijke betalingsverplichting valt onder de werking van een gehomologeerd akkoord in een faillissement. De betrokkene had een betalingsverplichting van € 149.500,- opgelegd gekregen, die door het Hof was vastgesteld. Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) had een dwangbevel uitgevaardigd voor een bedrag van € 137.458,68. De betrokkene kwam in verzet tegen dit dwangbevel, maar het Hof verklaarde dit verzet ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de betrokkene niet-ontvankelijk is in zijn cassatieberoep omdat hij niet tijdig het verschuldigde bedrag had voldaan. De Hoge Raad verwijst naar de relevante artikelen in het Wetboek van Strafvordering en de Faillissementswet, en concludeert dat de betrokkene niet kan worden gehoord in zijn beroep omdat hij niet aan de voorwaarden voor ontvankelijkheid heeft voldaan. De beschikking van de Hoge Raad is gegeven op 11 oktober 2016.