Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
11 oktober 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 12 juni 2015 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1966. De verdachte was betrokken bij een steekpartij in een café, waarbij hij werd beschuldigd van poging tot doodslag. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte zelf, vertegenwoordigd door zijn advocaat C.F. Korvinus. In de schriftelijke verdediging werd een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), er geen nadere motivering nodig was, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Op 11 oktober 2016 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Het arrest is gewezen door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en M.J. Borgers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Dit arrest draagt bij aan de jurisprudentie rondom noodweer(exces) en de toepassing van cassatie in strafzaken.