ECLI:NL:HR:2016:2267

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 oktober 2016
Publicatiedatum
6 oktober 2016
Zaaknummer
15/02853
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep in Antilliaanse strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2016 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep van een verdachte die in hoger beroep bij verstek was veroordeeld. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren voor onder andere het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Landsverordening Verdovende middelen en deelname aan een organisatie met criminele doeleinden. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba had het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar had hem alsnog veroordeeld voor andere feiten.

De Hoge Raad oordeelde dat op grond van artikel 10, tweede lid, van de Rijkswet cassatierechtspraak voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba, de verdachte geen beroep in cassatie kon instellen tegen het bij verstek gewezen vonnis. Dit artikel stelt dat een verdachte die in hoger beroep bij verstek is veroordeeld, geen cassatie kan instellen. Daarnaast werd opgemerkt dat het Wetboek van Strafvordering van Aruba geen mogelijkheid biedt voor verzet tegen einduitspraken in hoger beroep.

De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte niet-ontvankelijk was in zijn cassatieberoep, omdat hij niet kon worden ontvangen in het rechtsmiddel van cassatie, noch in dat van verzet. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde de eerdere beslissing van het Hof en de verdachte bleef veroordeeld tot de opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

11 oktober 2016
Strafkamer
nr. S 15/02853 A
IF/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 8 juni 2015, nummer H 138/14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het cassatieberoep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1.
Het Hof heeft - met vernietiging van een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 10 juli 2014 - de verdachte vrijgesproken van het onder 1. tenlastegelegde en ter zake van 2. "medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid, onder A van de Landsverordening Verdovende middelen", 3. "deelneming aan een organisatie, die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven" en 4. "medeplegen van witwassen", veroordeeld tot een gevangenisstraf vier jaren. Het vonnis van het Hof is bij verstek gewezen.
2.2.1.
Art. 10, tweede lid, Rijkswet cassatierechtspraak voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba luidt:
"De verdachte kan geen beroep in cassatie instellen tegen bij verstek gewezen vonnissen."
2.2.2.
Art. 429, eerste lid, van het te dezen toepasselijke Wetboek van Strafvordering van Aruba luidt, voor zover hier van belang:
"Tegen een bij verstek gewezen vonnis, in eerste aanleg als einduitspraak gegeven, kan degene die daarbij niet van de gehele tenlastelegging is vrijgesproken, noch daaraan geheel of gedeeltelijk heeft voldaan, verzet doen:
(...)"
Genoemd wetboek kent niet een vergelijkbare bepaling voor einduitspraken die in hoger beroep zijn gegeven.
2.3.
Op grond van art. 10, tweede lid, van genoemde Rijkswet staat voor de verdachte, die in hoger beroep bij verstek is veroordeeld, geen beroep in cassatie open. Ingevolge voormeld Wetboek heeft voor de verdachte ook niet het rechtsmiddel van verzet opengestaan zodat het beroep in cassatie niet kan worden verstaan als verzet tegen het vonnis van het Hof (vgl. HR 13 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV6128, NJ 2006/420). Anders dan de schriftuur voorstaat, leidt de omstandigheid dat de raadsman van de ter terechtzitting in hoger beroep niet verschenen verdachte aldaar het woord ter verdediging heeft gevoerd, niet tot een ander oordeel.
2.4.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de verdachte niet kan worden ontvangen in zijn cassatieberoep.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 oktober 2016.