ECLI:NL:HR:2016:225

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 februari 2016
Publicatiedatum
11 februari 2016
Zaaknummer
15/05401
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraak bestuursrechter op verzet

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie tegen een uitspraak van de bestuursrechter. De Hoge Raad heeft op 12 februari 2016 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/05401. De belanghebbende had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 8 oktober 2015, nr. AWB 15/254. De Hoge Raad oordeelt dat er geen wettelijke basis is voor het instellen van cassatie tegen de uitspraak van de bestuursrechter die het verzet gegrond verklaart. Dit betekent dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk wordt verklaard.

De Hoge Raad wijst er tevens op dat het de voorkeur heeft dat de rechter de veroordeling in de proceskosten al opneemt in de uitspraak waarin hij op het verzet beslist. Echter, het staat de rechter vrij om deze vergoeding pas vast te stellen in de uitspraak waarin op het beroep wordt beslist. In dit geval zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder cassatieberoepen tegen bestuursrechtelijke uitspraken kunnen worden ingesteld, en bevestigt dat de Hoge Raad enkel kennisneemt van cassatieberoepen die voldoen aan de wettelijke vereisten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en onderstreept de noodzaak voor duidelijkheid in de procesvoering.

Uitspraak

12 februari 2016
nr. 15/05401
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Gelderlandvan 8 oktober 2015, nr. AWB 15/254, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank. De uitspraak van de Rechtbank op het verzet en het daartegen gerichte beroepschrift in cassatie zijn aan dit arrest gehecht.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

1.1.
Ingevolge artikel 28, lid 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen neemt de Hoge Raad enkel kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter op verzet als bedoeld in artikel 8:55, lid 7, letters a en b, van de Algemene wet bestuursrecht. Er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van de bestuursrechter als de onderhavige, welke strekt tot gegrondverklaring van het gedane verzet. Het beroep in cassatie dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.
1.2.
Ten overvloede wordt daaraan het volgende toegevoegd. Het verdient de voorkeur dat de rechter een veroordeling in de proceskosten wegens de gegrondverklaring van het verzet reeds opneemt in de uitspraak waarin hij op het verzet beslist. Het staat de rechter echter vrij om de vergoeding voor die kosten eerst vast te stellen in de uitspraak waarin na de gegrondverklaring van het verzet op het beroep wordt beslist (zie HR 18 februari 2011, nr. 10/00480, ECLI:NL:HR:2011:BP4781, BNB 2011/114).

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2016.