ECLI:NL:HR:2016:2123

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 september 2016
Publicatiedatum
20 september 2016
Zaaknummer
14/03383
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van vonnis door gebrek aan bewijsmiddelen in Antilliaanse strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 september 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft een verdachte die in cassatie is gegaan tegen een vonnis dat op 2 juli 2014 is gewezen. De advocaat van de verdachte, G. Spong, heeft middelen van cassatie voorgesteld, waarbij de Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Hof voor herbehandeling van de zaak.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het Hof heeft verzuimd het vonnis aan te vullen met de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen, zoals vereist door artikel 402 van het Wetboek van Strafvordering van Sint Maarten. Dit gebrek leidt tot nietigheid van het vonnis, zoals ook eerder is vastgesteld in ECLI:NL:HR:2013:1353. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het bestreden vonnis niet voldoet aan de vereisten van artikel 402, derde lid, Sv, en kan daarom niet in stand blijven. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie voor een nieuwe behandeling op basis van het bestaande hoger beroep.

De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van de wettelijke vereisten voor vonnissen, met name de noodzaak om bewijsmiddelen op te nemen in het vonnis, om zo de rechtszekerheid en de mogelijkheid tot controle door hogere instanties te waarborgen.

Uitspraak

20 september 2016
Strafkamer
nr. S 14/03383 A
KD/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 2 juli 2014, nummer H 13/2014, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd het bestreden vonnis aan te vullen met de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen.
2.2.
Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich het bestreden vonnis, hetwelk niet de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen bevat. Bij die stukken bevindt zich evenmin een aanvulling als bedoeld in art. 402, zevende lid, Wetboek van Strafvordering van Sint Maarten (hierna: Sv) houdende de gebezigde bewijsmiddelen.
2.3.
De raadsman van de verdachte heeft op de voet van art. IV lid 3 van het Procesreglement Strafkamer Hoge Raad verzocht om toezending van bedoelde aanvulling. Ten vervolge hierop heeft het Hof aan de Hoge Raad bericht dat zo een aanvulling niet is opgemaakt.
2.4.1.
Art. 402 Sv luidt:
"1. Het vonnis bevat het tenlastegelegde alsmede de vordering van de officier van justitie.
2. De beslissingen vermeld in de artikelen 393 en 401, tweede en derde lid, zijn met redenen omkleed. Het vonnis geeft, indien de beslissing afwijkt van door de verdachte dan wel door de officier van justitie uitdrukkelijk onderbouwde standpunten, in het bijzonder de redenen op die daartoe hebben geleid.
3. De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten of omstandigheden.
4. Het vonnis geeft in het bijzonder de redenen op, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid.
5. Bij de oplegging van een straf of maatregel die vrijheidsontneming meebrengt, geeft het vonnis in het bijzonder de redenen op die tot de keuze van deze strafsoort, dan wel tot deze soort maatregel hebben geleid. Het vonnis geeft voorts zoveel mogelijk de omstandigheden aan, waarop bij de vaststelling van de duur van de straf is gelet.
6. Indien een zwaardere straf wordt opgelegd dan de procureur-generaal heeft gevorderd, dan wel een straf onvoorwaardelijk wordt opgelegd die vrijheidsontneming van langere duur meebrengt dan de procureur-generaal heeft gevorderd, geeft het vonnis steeds in het bijzonder de redenen op die daartoe hebben geleid. Hetzelfde geldt ingeval het Hof een zwaardere straf of maatregel oplegt dan de rechter in eerste aanleg heeft opgelegd.
7. Het vonnis wordt binnen vier maanden na de einduitspraak aangevuld met de in het derde lid bedoelde bewijsmiddelen indien de verdachte een rechtsmiddel heeft ingesteld dan wel indien de verdachte of diens raadsman daarom verzoekt of de procureur-generaal dit vordert.
8. Behoudens het gestelde in het derde lid geschiedt alles op straffe van nietigheid."
2.4.2.
Gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van voormeld art. 402 Sv en op de samenhang tussen de leden 3, 7 en 8 van die bepaling, moet worden aangenomen dat de niet-vermelding van het zevende lid in lid 8 op een misslag berust (vgl. HR 19 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1353).
Lid 8 moet aldus worden verstaan dat het nietigheid stelt op de niet-naleving van alle in art. 402 vervatte voorschriften met uitzondering van de overschrijding van de in lid 7 bepaalde termijn van vier maanden voor het aanvullen van het vonnis met de in lid 3 bedoelde bewijsmiddelen.
2.5.
Het bestreden vonnis voldoet niet aan het in art. 402, derde lid, Sv gestelde vereiste en kan daarom niet in stand blijven.
2.6.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 september 2016.