ECLI:NL:HR:2016:2088

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 september 2016
Publicatiedatum
15 september 2016
Zaaknummer
15/05856
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Rechtbank Gelderland inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 10 november 2015, waarin het verzet van belanghebbende tegen de opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 2006 tot en met 2011 werd behandeld. De Rechtbank had in deze uitspraak de navorderingsaanslagen bevestigd, waarop belanghebbende in cassatie ging. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in, en belanghebbende werd vertegenwoordigd door mr. G.J.M.E. de Bont, advocaat te Amsterdam.

De Hoge Raad beoordeelde het middel dat door belanghebbende was voorgesteld. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden. Dit oordeel was gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat er geen nadere motivering nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad besloot dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest werd uitgesproken op 16 september 2016 door vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en M.E. van Hilten, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

16 september 2016
Nr. 15/05856
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Gelderlandvan 10 november 2015, nrs. AWB 15/466 tot en met AWB 15/471, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2006 tot en met 2011 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. G.J.M.E. de Bont, advocaat te Amsterdam.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2016.