ECLI:NL:HR:2016:2052

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 september 2016
Publicatiedatum
9 september 2016
Zaaknummer
16/01556
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over niet-ontvankelijkheid van beroep in verband met onvoldoende belang en nieuwe schulden

Op 9 september 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 16/01556. Deze zaak betreft een cassatieberoep ingesteld door verzoekers, die in eerste instantie betrokken waren bij een procedure bij de rechtbank Noord-Nederland en later bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de rechtbank van 30 december 2015 en een arrest van het hof van 17 maart 2016. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden op basis van artikel 80a lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO).

Uitspraak

9 september 2016
Eerste Kamer
16/01556
EV/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [verzoeker 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verzoekster 2],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoekers zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekers].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaken C/19/12/43 R en C/19/12/44 R van de rechtbank Noord-Nederland van 30 december 2015;
b. het arrest in de zaak 200.183.169/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 maart 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [verzoekers] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring op grond van art. 80a lid 1 RO.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 4-7).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
9 september 2016.