In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2016 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V. tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 7 januari 2016. Het beroep in cassatie was ingesteld namens [X] B.V. te [Z]. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. De griffier van de Hoge Raad had de indiener van het beroepschrift verzocht om binnen zes weken een bewijsstuk van de volmacht tot het indienen van het beroep in cassatie over te leggen, alsook een uittreksel van de Kamer van Koophandel. De indiener heeft wel een schriftelijke volmacht overgelegd, maar is er niet in geslaagd om het gevraagde uittreksel te overleggen. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of degene die de volmacht had ondertekend, gerechtigd was om deze volmacht te verstrekken. De Hoge Raad concludeert dat het beroep in cassatie onbevoegdelijk is ingesteld en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.