Uitspraak
1.Geding in cassatie
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
6 september 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 september 2016 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 22 januari 2015. De verdachte, geboren in 1990, had beroep ingesteld, maar er waren geen middelen van cassatie ingediend. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter concludeerde tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft beoordeeld of de verdachte ontvankelijk was in zijn beroep. Aangezien de verdachte niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie had ingediend, werd vastgesteld dat niet was voldaan aan het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kon de verdachte niet in het beroep worden ontvangen. De Hoge Raad heeft derhalve de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het beroep.