ECLI:NL:PHR:2016:712
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in cassatieberoep wegens het niet indienen van middelen
In deze zaak, die betrekking heeft op een cassatieberoep, is de verdachte op 22 januari 2015 door het gerechtshof Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van zesendertig maanden. De veroordeling was gebaseerd op twee hoofdpunten: de voorbereiding van diefstal met geweld en het medeplegen van handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De verdachte had samen met anderen een misdrijf gepleegd dat werd gekarakteriseerd door geweld en bedreiging, en was betrokken bij het gebruik van wapens van verschillende categorieën. Het hof heeft ook de onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen bevolen.
Na de veroordeling heeft de advocaat van de verdachte, mr. V.H. Hammerstein, op 3 februari 2015 beroep in cassatie ingesteld. De aanzegging van de cassatie is op 21 oktober 2015 betekend. Volgens de wet dient binnen twee maanden na deze betekening een schriftuur met middelen te worden ingediend. Deze termijn is verstreken zonder dat er een schriftuur is ingediend, wat leidt tot de conclusie dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het cassatieberoep. De conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad is dan ook dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het beroep in cassatie, omdat er geen middelen zijn ingediend binnen de gestelde termijn.