In deze zaak, die op 5 februari 2016 door de Hoge Raad is behandeld, gaat het om de ontvankelijkheid van de verzoekers, Tyrenet Midden-Zeeland B.V. en een tweede verzoeker, in hun cassatieberoep tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had eerder op 13 augustus 2015 een beschikking gegeven in de zaak C/02/303124/FT RK 15.1163, waarnaar de Hoge Raad verwijst voor het verloop van het geding in feitelijke instantie. De verzoekers hebben beroep in cassatie ingesteld tegen deze beschikking, waarbij hun advocaat, mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, hen heeft bijgestaan.
De Advocaat-Generaal L. Timmerman heeft in zijn conclusie geadviseerd om de verzoekers niet-ontvankelijk te verklaren in hun cassatieberoep. De advocaat van de verzoekers heeft hierop gereageerd met een brief op 12 november 2015. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verzoekers verworpen, wat betekent dat de beschikking van de rechtbank in stand blijft. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door de raadsheren van de Hoge Raad.