Uitspraak
1.Het arrest in dit geding
2.Beslissing
2 september 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 september 2016 een arrest gewezen waarin een verzoek tot aanvulling van een eerder arrest van 8 juli 2016 werd behandeld. Het verzoek kwam van [verzoeker], die in cassatie ging tegen de stichting FUNDASHON KORPORASHON PA DESARAYO DI KORSOU (Korpodeko). In het eerdere arrest had de Hoge Raad de vonnissen van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba vernietigd en de zaak terugverwezen voor verdere behandeling.
De advocaat van [verzoeker] verzocht de Hoge Raad om het eerdere arrest aan te vullen, omdat er volgens hem een omissie was: de vordering tot terugbetaling van hetgeen waartoe [verzoeker] was veroordeeld, was niet behandeld. De advocaat van Korpodeko betwistte dit en stelde dat de vordering van [verzoeker] terecht niet was toegewezen. De Hoge Raad concludeerde dat er inderdaad sprake was van een omissie en dat de vordering van [verzoeker] alsnog behandeld moest worden.
Echter, de Hoge Raad oordeelde dat in cassatie alleen een veroordeling tot terugbetaling kan plaatsvinden als de Hoge Raad de uitspraak vernietigt en zelf het geding afdoet. Aangezien de Hoge Raad de zaak had terugverwezen naar het Gemeenschappelijk Hof, was er geen grondslag voor de toewijzing van de terugbetalingsvordering. De Hoge Raad besloot daarom de vordering van [verzoeker] af te wijzen, waarmee het verzoek tot aanvulling werd afgewezen.