ECLI:NL:HR:2016:2013

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 september 2016
Publicatiedatum
1 september 2016
Zaaknummer
14/06023
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvulling op arrest inzake terugbetalingsvordering in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 september 2016 een arrest gewezen waarin een verzoek tot aanvulling van een eerder arrest van 8 juli 2016 werd behandeld. Het verzoek kwam van [verzoeker], die in cassatie ging tegen de stichting FUNDASHON KORPORASHON PA DESARAYO DI KORSOU (Korpodeko). In het eerdere arrest had de Hoge Raad de vonnissen van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba vernietigd en de zaak terugverwezen voor verdere behandeling.

De advocaat van [verzoeker] verzocht de Hoge Raad om het eerdere arrest aan te vullen, omdat er volgens hem een omissie was: de vordering tot terugbetaling van hetgeen waartoe [verzoeker] was veroordeeld, was niet behandeld. De advocaat van Korpodeko betwistte dit en stelde dat de vordering van [verzoeker] terecht niet was toegewezen. De Hoge Raad concludeerde dat er inderdaad sprake was van een omissie en dat de vordering van [verzoeker] alsnog behandeld moest worden.

Echter, de Hoge Raad oordeelde dat in cassatie alleen een veroordeling tot terugbetaling kan plaatsvinden als de Hoge Raad de uitspraak vernietigt en zelf het geding afdoet. Aangezien de Hoge Raad de zaak had terugverwezen naar het Gemeenschappelijk Hof, was er geen grondslag voor de toewijzing van de terugbetalingsvordering. De Hoge Raad besloot daarom de vordering van [verzoeker] af te wijzen, waarmee het verzoek tot aanvulling werd afgewezen.

Uitspraak

2 september 2016
Eerste Kamer
14/06023
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker] , wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaten: mr. R.S. Meijer en mr. M.M. Stolp,
t e g e n
de stichting FUNDASHON KORPORASHON PA DESARAYO DI KORSOU, gevestigd te Curaçao,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.W.H. van Wijk.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als [verzoeker] en Korpodeko.

1.Het arrest in dit geding

1.1
De Hoge Raad heeft in deze zaak op 8 juli 2016 een arrest uitgesproken (ECLI:NL:HR:2016:1434). In het door [verzoeker] ingestelde cassatieberoep heeft de Hoge Raad de vonnissen van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 18 maart 2014 en 2 september 2014 vernietigd, en de zaak teruggewezen naar dat hof ter verdere behandeling en beslissing.
1.2
Bij brief van 18 juli 2016 heeft de advocaat van [verzoeker] de Hoge Raad op de voet van art. 32 Rv verzocht het arrest van 8 juli 2016 aan te vullen. Volgens de brief heeft de Hoge Raad verzuimd te beslissen op de door [verzoeker] in zijn verzoekschrift tot cassatie ingestelde vordering om Korpodeko te veroordelen “tot terugbetaling van hetgeen waartoe [verzoeker] door het hof in hoger beroep is veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van zijn betaling”. De advocaat van [verzoeker] heeft de Hoge Raad verzocht deze terugbetalingsvordering alsnog te behandelen en toe te wijzen.
1.3
De advocaat van Korpodeko heeft bij brief van 21 juli 2016 het standpunt ingenomen dat de hiervoor in 1.2 vermelde vordering van [verzoeker] terecht niet is toegewezen, althans dat deze vordering niet kan worden toegewezen, hetgeen meebrengt dat [verzoeker] geen belang heeft bij zijn verzoek op de voet van art. 32 Rv.
1.4
De Procureur-Generaal is in de gelegenheid gesteld aanvullend te concluderen, maar heeft daarvan afgezien.
1.5
De Hoge Raad stelt vast dat sprake is van een omissie, nu de hiervoor in 1.2 vermelde vordering van [verzoeker] in het arrest van 8 juli 2016 niet is behandeld. De Hoge Raad zal deze omissie herstellen door deze vordering alsnog te behandelen.
1.6
In cassatie is alleen plaats voor een veroordeling tot terugbetaling van hetgeen waartoe een partij in de bestreden uitspraak is veroordeeld, indien de Hoge Raad die uitspraak vernietigt en zelf, op de voet van art. 420 Rv, het geding afdoet door de in die uitspraak toegewezen vordering alsnog af te wijzen. Daarvan is in dit geval geen sprake, nu de Hoge Raad zich ertoe heeft beperkt de bestreden vonnissen van het Gemeenschappelijk Hof te vernietigen, en de zaak naar dat hof heeft teruggewezen ter verdere behandeling en beslissing. Nu de uitkomst van het geding nog niet vaststaat, ontbreekt een grondslag voor toewijzing van de terugbetalingsvordering van [verzoeker] . Deze vordering moet derhalve worden afgewezen.

2.Beslissing

De Hoge Raad vult het arrest van 8 juli 2016 aldus aan dat de hiervoor in 1.2 vermelde vordering wordt afgewezen.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
2 september 2016.