ECLI:NL:HR:2016:2010

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 augustus 2016
Publicatiedatum
30 augustus 2016
Zaaknummer
15/02471
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van cassatieberoep tegen veroordeling tot geldboete voor overtreding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 augustus 2016 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was eerder door de kantonrechter veroordeeld tot een geldboete van € 30,- voor een overtreding volgens artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht. Het Hof had de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen dit vonnis. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat M.J.F. Stelling middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het Hof terecht de verdachte niet-ontvankelijk heeft verklaard in het hoger beroep, op basis van artikel 404, tweede lid aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering. Het door de verdachte ingenomen standpunt dat artikel 13 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) aan de toepasselijkheid van deze bepaling in de weg staat, werd door de Hoge Raad als onjuist beoordeeld. Tevens werd opgemerkt dat ingevolge artikel 404, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, tegen het vonnis in eerste aanleg voor de verdachte ook geen beroep in cassatie heeft opengestaan. Hierdoor kon de verdachte niet worden ontvangen in het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft uiteindelijk de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het cassatieberoep, waarmee de eerdere veroordeling door de kantonrechter in stand blijft.

Uitspraak

30 augustus 2016
Strafkamer
nr. S 15/02471
IF/EC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 2 april 2015, nummer 21/000035-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980.

1.De bestreden uitspraak

Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen het vonnis in eerste aanleg. Dit vonnis heeft betrekking op een overtreding (art. 447e Sr) ter zake waarvan aan de verdachte een geldboete van € 30,-, subsidiair 1 dag hechtenis, is opgelegd.

2.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.J.F. Stelling, advocaat te Alphen aan den Rijn, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

3.1.
Gelet op art. 404, tweede lid aanhef en onder b, Sv heeft het Hof de verdachte terecht niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Het door het middel ingenomen standpunt dat art. 13 EVRM aan de toepasselijkheid van art. 404, tweede lid aanhef en onder b, Sv in de weg staat, is onjuist.
3.2.
Gelet hierop en in aanmerking genomen dat ingevolge art. 404, vierde lid, Sv tegen het vonnis in eerste aanleg voor de verdachte ook geen beroep in cassatie heeft opengestaan, kan de verdachte niet worden ontvangen in het cassatieberoep.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 augustus 2016.