Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3 Beslissing
30 augustus 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 24 december 2014 is gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1968. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat D.C. Vlielander uit Utrecht. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is het gevolg van het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom, gehoord de Procureur-Generaal en op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan op 30 augustus 2016, waarbij de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaart.