ECLI:NL:HR:2016:1930

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 augustus 2016
Publicatiedatum
12 augustus 2016
Zaaknummer
15/05984
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot herziening van een eerder arrest inzake naheffingsaanslagen omzetbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 augustus 2016 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door de belanghebbende, die in het verleden was geconfronteerd met naheffingsaanslagen in de omzetbelasting over de perioden van 1 september 2006 tot en met 30 juni 2009 en van 1 januari 2010 tot en met 31 maart 2010. De belanghebbende had een verzoek tot herziening ingediend tegen het arrest van 19 juni 2015, maar de Hoge Raad heeft dit verzoek niet-ontvankelijk verklaard.

De ontvankelijkheid van het verzoek werd beoordeeld aan de hand van de betaling van het griffierecht. De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende op 5 februari 2016 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Echter, het griffierecht was niet volledig binnen de gestelde termijn voldaan. De gemachtigde van de belanghebbende heeft in een brief van 1 april 2016 argumenten aangevoerd waarom het griffierecht niet tijdig was betaald, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze argumenten geen grond vormden voor het oordeel dat de belanghebbende niet in verzuim was.

De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk werd het verzoek tot herziening op grond van de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk verklaard. Het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 104 wordt door de griffier van de Hoge Raad aan de belanghebbende teruggegeven.

Uitspraak

12 augustus 2016
nr. 15/05984
Arrest
gewezen op het verzoek van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 19 juni 2015, nr. 14/05925, ECLI:NL:HR:2015:1675, betreffende aan belanghebbende over de perioden 1 september 2006 tot en met 30 juni 2009 en 1 januari 2010 tot en met 31 maart 2010 opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 5 februari 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbendes gemachtigde opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet in zijn geheel binnen de gestelde termijn voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 8 maart 2016, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet (in zijn geheel) tijdig is betaald. Hetgeen de gemachtigde van belanghebbende in zijn brief van 1 april 2016 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest. De gemachtigde van belanghebbende heeft nader gereageerd bij brief van 17 mei 2016. Nu deze reactie bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht. Het verzoek tot herziening moet derhalve op grond van artikel 8:41, lid 6, tweede volzin, in verbinding met artikel 8:119, lid 2, van de Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2016.
Het door belanghebbende als griffierecht betaalde bedrag van € 104 wordt door de griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.