ECLI:NL:HR:2016:1925

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 augustus 2016
Publicatiedatum
12 augustus 2016
Zaaknummer
16/02928
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake Zorgverzekeringswet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 augustus 2016 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie. Het beroep was ingesteld door belanghebbende tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, die op 18 mei 2016 had geoordeeld in een geschil betreffende de Zorgverzekeringswet. De Hoge Raad oordeelde dat er geen wettelijke basis was voor het instellen van cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in deze specifieke zaak. Volgens artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Hoge Raad enkel kennisnemen van cassatieberoepen tegen uitspraken van bestuursrechters als dit bij wet is bepaald. Aangezien er geen dergelijke wettelijke bepaling bestond voor de onderhavige zaak, werd het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.

De Hoge Raad heeft ook overwogen dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit betekent dat de kosten die zijn gemaakt in het kader van deze procedure niet door een van de partijen hoeven te worden vergoed. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken, en de betrokken rechters waren C. Schaap als voorzitter, Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, met F. Treuren als waarnemend griffier.

Uitspraak

12 augustus 2016
nr. 16/02928
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 18 mei 2016, nrs. 15/2347 ZVW en 15/2348 ZVW, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nrs. 13/1333 en 14/1718) betreffende beschikkingen van het Zorginstituut Nederland ingevolge de Zorgverzekeringswet.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad enkel kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. Er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep als de onderhavige, die is gedaan in een geschil betreffende de Zorgverzekeringswet. Het beroep in cassatie dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2016.