ECLI:NL:HR:2016:1910

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 augustus 2016
Publicatiedatum
11 augustus 2016
Zaaknummer
16/01249
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting

In deze zaak hebben de erfgenamen van [A] (hierna: belanghebbenden) beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 februari 2016. Deze uitspraak betrof het hoger beroep van belanghebbenden tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Gelderland, waarin navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting over de jaren 1990 tot en met 1999, alsook de aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2000, aan de erflater waren opgelegd. De belanghebbenden hebben verschillende klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door de belanghebbenden, heeft de Hoge Raad de klachten beoordeeld.

De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman als voorzitter, samen met de raadsheren C. Schaap en J. Wortel, en is openbaar uitgesproken op 12 augustus 2016.

Uitspraak

1 augustus 2016
nr. 16/01249
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de erfgenamen van [A] ,gewoond hebbende te
[Z](hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 2 februari 2016, nrs. 14/01045 tot en met 14/01063, op het hoger beroep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 14/133 tot en met AWB 14/151) betreffende de aan erflater opgelegde navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 1990 tot en met 1998, navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting over de jaren 1991 tot en met 1999, de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000, en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.

1.Geding in cassatie

Belanghebbenden hebben tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbenden hebben een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2016.