ECLI:NL:HR:2016:191

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 februari 2016
Publicatiedatum
4 februari 2016
Zaaknummer
15/04234
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het cassatieberoep inzake Algemene Ouderdomswet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 februari 2016 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een belanghebbende uit Marokko tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 augustus 2015, nr. 14/1849 AOW, betreffende een besluit ingevolge de Algemene Ouderdomswet. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren.

De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk wordt verklaard. Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 5 februari 2016, waarbij de Hoge Raad de relevante juridische overwegingen heeft uiteengezet met betrekking tot de ontvankelijkheid van het cassatieberoep.

Uitspraak

5 februari 2016
Nr. 15/04234
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z], Marokko (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 28 augustus 2015, nr. 14/1849 AOW, betreffende een besluit ingevolge de Algemene Ouderdomswet.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2016.