ECLI:NL:HR:2016:19

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 januari 2016
Publicatiedatum
12 januari 2016
Zaaknummer
15/01855
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op horloge in het kader van strafrechtelijke procedure en de motivering van de ongegrondverklaring van het beklag

In deze zaak gaat het om een beklag tegen het beslag op een horloge dat volgens de klager in zijn eigendom toebehoort. Het beslag is gelegd op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in het kader van een strafprocedure tegen een derde, [betrokkene 1], die betrokken is bij een grootschalig onderzoek naar witwassen. De Rechtbank Oost-Brabant heeft het beklag ongegrond verklaard, met de overweging dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter in een latere procedure tot verbeurdverklaring van het horloge zal besluiten. De klager heeft in cassatie aangevoerd dat de motivering van de ongegrondverklaring ontoereikend is.

De Hoge Raad herhaalt de maatstaf uit eerdere rechtspraak en oordeelt dat de Rechtbank niet voldoende heeft gemotiveerd waarom het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat het horloge aan de klager toebehoort. De Hoge Raad wijst erop dat de Rechtbank niet heeft aangetoond dat zij zich rekenschap heeft gegeven van de voorwaarden waaronder voorwerpen die aan een ander dan de veroordeelde toebehoren, vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. De Hoge Raad concludeert dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en wijst de zaak terug naar de Rechtbank voor herbehandeling.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de lagere rechters bij beslissingen over beslag en verbeurdverklaring, vooral wanneer de eigendom van het in beslag genomen voorwerp ter discussie staat. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke reminder voor rechters om de belangen van derden die zich beklaagden over beslag serieus te nemen en adequaat te motiveren.

Uitspraak

12 januari 2016
Strafkamer
nr. S 15/01855 B
Sta/CeH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 6 maart 2015, nummer RK 14/1461, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975 .

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot verwijzing of terugwijzing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2 Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de Rechtbank de ongegrondverklaring van het beklag ontoereikend heeft gemotiveerd.
2.2.1.
Het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer op 26 september 2014 houdt onder meer het volgende in:
"De rechter vraagt de raadsman aan te geven waaruit zou blijken dat klager het horloge heeft gekocht en eigenaar is van het inbeslaggenomen horloge.
De raadsman:
Ik overleg hierbij een kopie van het paspoort van mijn cliënt, een kopie van een pagina uit het authenticiteitsboekje en verschillende mailwisselingen. Tevens toon ik u hier het bij het betreffende horloge horende authenticiteitsboekje.
De rechter stelt vast dat in het authenticiteitsboekje het verkoopadres van het horloge is vermeld evenals de datum maart 2013.
De raadsman:
Het authenticiteitsboekje hoort bij het horloge. Er staat geen naam in dit boekje, maar dat is niet vreemd want het betreft hier geen registergoed. Mijn cliënt is eigenaar van het horloge en heeft dit boekje in zijn bezit. Het horloge heeft in december 2012 de fabriek verlaten en is in Duitsland terechtgekomen. (...)
Bij exclusieve horloges worden vaak meerdere horlogebandjes geleverd zodat je af kan wisselen. Cliënt heeft een bedrijf en verdient meer dan Jan Modaal. Cliënt is dure artikelen gewend en voor hem is het heel normaal om dure artikelen mee te geven aan anderen."
2.2.2.
De Rechtbank heeft het beklag ongegrond verklaard en heeft daartoe het volgende overwogen:
"Voorts heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift gegrond moet worden verklaard omdat voldoende is gebleken dat het horloge aan klager toebehoort. Dit verweer wordt door de rechtbank verworpen. Het horloge is in de zaak tegen onder meer [betrokkene 1] in beslag genomen in het kader van een grootschalig onderzoek dat zich richt op witwassen. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting acht de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk dat in een latere strafprocedure tegen [betrokkene 1] een verbeurdverklaring van dit horloge zal worden uitgesproken. Hierin is voldoende strafvorderlijk belang gelegen voor het in beslag houden van het horloge.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaren."
2.3.
In cassatie moet ervan worden uitgegaan dat onder [betrokkene 1] op de voet van art. 94 Sv beslag is gelegd op het in het klaagschrift bedoelde horloge dat volgens de klager hem in eigendom toebehoort. Te dezen doet zich dus het geval voor dat een ander dan de beslagene, stellende dat het inbeslaggenomen voorwerp hem in eigendom toebehoort, zich bij de Rechtbank beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave aan hem. In een zodanig geval dient de rechter
( a) te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert en, zo neen,
( b) de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de klager indien deze redelijkerwijze als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Het door art. 94 Sv beschermde belang van strafvordering verzet zich onder meer tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer zal bevelen (vgl. HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, rov. 2.8 en 2.9).
2.4.
Het oordeel van de Rechtbank dat het "gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting" niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend in de strafprocedure tegen genoemde [betrokkene 1] , tot verbeurdverklaring van het horloge zal besluiten, is tegen de achtergrond van hetgeen door de klager in raadkamer naar voren is gebracht, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. Hierbij heeft de Hoge Raad in aanmerking genomen dat de Rechtbank niet heeft doen blijken zich rekenschap te hebben gegeven van de toepasselijkheid van een van de in art. 33a, tweede lid, Sr vermelde voorwaarden ingevolge welke ook voorwerpen die aan een ander dan de veroordeelde toebehoren, vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, terwijl uit niets blijkt dat een van die voorwaarden is vervuld.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.F. Faase in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 januari 2016.