ECLI:NL:HR:2016:156

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 januari 2016
Publicatiedatum
29 januari 2016
Zaaknummer
15/04239
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende belang

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 januari 2016 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoeker, wonende in Duitsland, tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Het hof had eerder op 31 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil waarbij verzoeker en verweerder betrokken waren. De Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten, waaronder een arrest van 18 januari 2013, en constateert dat verzoeker in zijn cassatieberoep onvoldoende belang heeft. De Procureur-Generaal heeft geadviseerd om verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren in zijn cassatieberoep op basis van artikel 80a RO. De Hoge Raad volgt dit advies en verklaart het beroep niet-ontvankelijk, waarbij ook de kosten van het geding in cassatie voor rekening van verzoeker komen, begroot op nihil. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende belang bij het instellen van cassatie en de toepassing van procesrechtelijke bepalingen.

Uitspraak

29 januari 2016
Eerste Kamer
15/04239
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats], Duitsland,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. A.J. [verzoeker],
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en [verweerder].

1.Het geding

Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het arrest in de zaak 12/01932 van de Hoge Raad van 18 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY6311;
b. de arresten in de zaak 200.133.941/01 van het gerechtshof Den Haag van 12 augustus 2014 en 31 maart 2015.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het tweede geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 31 maart 2015 heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoeker] in zijn cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 4 december 2015 op dit standpunt gereageerd.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 1.7-1.14).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
29 januari 2016.