Uitspraak
wonende te [woonplaats], Duitsland,
wonende te [woonplaats],
1.Het geding
2.Het tweede geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid
4.Beslissing
29 januari 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 januari 2016 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoeker, wonende in Duitsland, tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Het hof had eerder op 31 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil waarbij verzoeker en verweerder betrokken waren. De Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten, waaronder een arrest van 18 januari 2013, en constateert dat verzoeker in zijn cassatieberoep onvoldoende belang heeft. De Procureur-Generaal heeft geadviseerd om verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren in zijn cassatieberoep op basis van artikel 80a RO. De Hoge Raad volgt dit advies en verklaart het beroep niet-ontvankelijk, waarbij ook de kosten van het geding in cassatie voor rekening van verzoeker komen, begroot op nihil. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende belang bij het instellen van cassatie en de toepassing van procesrechtelijke bepalingen.