Uitspraak
wonende in Canada,
wonende in de Verenigde Staten van Amerika,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
8 juli 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende het ontslag van een bestuurder van een stichting wegens wanbeheer, zoals geregeld in artikel 12 van de Arubaanse Landsverordening op stichtingen. De verzoeker, wonende in Canada, heeft cassatie ingesteld tegen een eerdere beschikking van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, waarin de verzoeker in het ongelijk was gesteld. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van het gerecht in eerste aanleg van Aruba en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoeker in het cassatiemiddel beoordeeld, maar deze kunnen niet leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist onder artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad volgt deze conclusie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de verzoeker verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 390,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot.