Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
5 januari 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 januari 2016 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte had beroep ingesteld tegen de veroordeling tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder toezicht door Reclassering Nederland. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof verzuimd had om expliciet Reclassering Nederland de opdracht te geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden. Dit verzuim werd gekarakteriseerd als een onmiddellijk kenbare fout die eenvoudig hersteld had kunnen worden door de rechters die de zaak behandelden. De Hoge Raad benadrukte dat, zelfs als er geen herstelbeslissing was genomen, er in dit geval onvoldoende rechtens te respecteren belang bestond voor het cassatieberoep, omdat het verzuim evident was. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, waarbij werd verwezen naar eerdere arresten waarin soortgelijke fouten waren behandeld. De uitspraak onderstreept het belang van duidelijke communicatie van de rechterlijke opdrachten aan de reclassering in strafzaken.