ECLI:NL:HR:2016:1430

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2016
Publicatiedatum
7 juli 2016
Zaaknummer
16/00550
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2016 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De zaak betreft een verzet tegen een uitspraak van de Rechtbank van 28 augustus 2015, waarbij belanghebbende in beroep was gegaan tegen een beslissing van de belastingautoriteiten. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 14 april 2016 gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor deze betaling. Belanghebbende heeft echter niet voldaan aan deze verplichting, wat leidde tot een herinnering op 17 mei 2016. Ondanks een telefonisch verzoek om betalingsonmacht, is er geen schriftelijk verzoek ingediend bij de griffie van de Hoge Raad of het Landelijke Diensten Centrum voor de Rechtspraak. Hierdoor kon de Hoge Raad niet vaststellen dat belanghebbende aan de voorwaarden voor betalingsonmacht voldeed. De Hoge Raad concludeert dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

8 juli 2016
Nr. 16/00550
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 18 december 2015, nr. SGR 15/4209 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 28 augustus 2015.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 14 april 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 17 mei 2016 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Belanghebbende heeft telefonisch meegedeeld naar aanleiding van de herinnering tot betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht te hebben ingezonden. Een dergelijk verzoek is noch ter griffie van de Hoge Raad noch bij het Landelijke Diensten Centrum voor de Rechtspraak te Utrecht ingekomen. Gelet hierop moet het er voor worden gehouden dat belanghebbende niet voor het einde van de gestelde betalingstermijn aan de griffier kenbaar heeft gemaakt dat hij voldoet aan het criterium voor betalingsonmacht zoals weergegeven in onderdeel 2.3.3 van het arrest van de Hoge Raad van 20 februari 2015, nr. 14/05176, ECLI:NL:HR:2015:354, BNB 2015/197.
Belanghebbende heeft van de geboden gelegenheid een nadere schriftelijke reactie in te dienen geen gebruik gemaakt.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2016.