ECLI:NL:HR:2016:1410

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
6 juli 2016
Zaaknummer
15/00843
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen mes in relatie tot diefstal

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was veroordeeld voor diefstal van twee kledingstukken, waarbij een mes in beslag was genomen. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het arrest van het Hof, maar alleen wat betreft de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van het mes. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd waarom het mes aan het verkeer onttrokken moest worden. De Hoge Raad stelde dat onder 'soortgelijke feiten' in de zin van artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht feiten moeten worden verstaan die tot dezelfde categorie behoren als de door de verdachte begane feiten. Aangezien de bewezenverklaring van de diefstal geen melding maakte van gewelddadigheid, was het onduidelijk hoe het mes kon dienen voor het begaan of voorbereiden van een vergelijkbaar vermogensdelict. De Hoge Raad vernietigde de beslissing van het Hof over de onttrekking van het mes en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.

Uitspraak

5 juli 2016
Strafkamer
nr. S 15/00843
AJ/CeH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 23 januari 2015, nummer 22/002090-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft L.E.G. van der Hut, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend wat betreft de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van een mes, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte dan wel onvoldoende gemotiveerd een mes van de verdachte aan het verkeer onttrokken heeft verklaard.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 02 november 2013 te Monster, gemeente Westland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee kledingstukken, toebehorende aan Rataplan."
2.2.2.
Het Hof heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als 'diefstal' en de verdachte te dier zake veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, met onttrekking aan het verkeer van een inbeslaggenomen mes.
2.2.3.
Het bestreden arrest houdt, voor zover hier van belang, in:
"Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp (...) (mes aangetroffen in dashboardkastje van auto), is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu dit bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte onder 1 begane misdrijf werd aangetroffen en dit aan de verdachte toebehorende voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl dit van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang."
2.3.
Onder soortgelijke feiten in de zin van art. 36d Sr dienen te worden verstaan feiten die tot dezelfde categorie behoren als de door de verdachte begane feiten dan wel de feiten waarvan hij wordt verdacht. (Vgl. HR 6 mei 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC9322, NJ 1997/655.)
2.4.
Als zodanig, door de verdachte begaan, feit heeft het Hof blijkens zijn hiervoor aangehaalde overweging de onder 1 bewezenverklaarde (winkel)diefstal aangemerkt. In aanmerking genomen dat de bewezenverklaring van dit feit geen melding maakt van enige vorm van gewelddadigheid, valt zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet in te zien hoe het onder de verdachte inbeslaggenomen mes kan dienen om een vergelijkbaar vermogensdelict te begaan of voor te bereiden.
2.5.
Het middel slaagt.

3.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissing ter zake van de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen mes;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 juli 2016.