Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
5 januari 2016.
Hoge Raad
Op 5 januari 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, gedateerd 17 oktober 2014. De zaak betreft een beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, die werd bijgestaan door mr. N. Flikkenschild, advocaat te Rotterdam. In de schriftuur zijn middelen van cassatie voorgesteld, welke aan het arrest zijn gehecht en daarvan deel uitmaken. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), geen nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep verworpen.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 januari 2016.