ECLI:NL:HR:2016:1346

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 juni 2016
Publicatiedatum
29 juni 2016
Zaaknummer
15/04546
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep wegens het niet indienen van cassatiemiddelen

In deze zaak gaat het om een verkeersongeval dat plaatsvond te Meijel, waarbij twee fietsers en hun kleindochter, die in een kinderzitje zat, om het leven zijn gekomen. De verdachte heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, maar heeft geen middelen van cassatie ingediend. De Hoge Raad heeft op 28 juni 2016 geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn beroep, omdat hij niet binnen de wettelijk gestelde termijn een schriftuur met cassatiemiddelen heeft ingediend. Dit is in strijd met artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, wat betekent dat de Hoge Raad de verdachte niet kan ontvangen in zijn beroep.

De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst, in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster. De beslissing is openbaar uitgesproken. De zaak benadrukt het belang van het indienen van cassatiemiddelen binnen de gestelde termijnen, en de gevolgen van het niet naleven van deze procedurele vereisten voor de ontvankelijkheid van een cassatieberoep.

Uitspraak

28 juni 2016
Strafkamer
Nr. S 15/04546
LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Tweede Enkelvoudige Kamer
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 23 september 2015, nummer 20/003665-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren op [geboortedatum] 1980.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 juni 2016.