ECLI:NL:HR:2016:1344

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 juni 2016
Publicatiedatum
29 juni 2016
Zaaknummer
16/01332
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van veroordeling wegens moord en poging tot moord met betrekking tot metaalsplinters

In deze zaak gaat het om een herhaalde aanvraag tot herziening van een veroordeling voor moord op de schoonmoeder en poging tot moord op de echtgenote. De aanvraag is gebaseerd op een NFI-rapport dat eerder niet in de stukken was opgenomen. De aanvrager stelt dat de dood van het slachtoffer niet is veroorzaakt door een kogel, maar door metaalsplinters die afkomstig zijn van die kogel. Deze aanvraag is echter afgewezen omdat de Hoge Raad van oordeel is dat de grond waarop de aanvraag steunt, eerder al als ongenoegzaam is beoordeeld in een eerdere herzieningsaanvraag. De Hoge Raad heeft in een arrest van 13 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BU7733, de eerdere aanvraag tot herziening afgewezen. De aanvrager kan niet in zijn aanvraag worden ontvangen, ook niet nu hij het NFI-rapport opnieuw in het geding heeft gebracht. De Hoge Raad oordeelt dat er geen aanleiding is voor nader onderzoek naar de juistheid van de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte. De aanvraag tot herziening wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

28 juni 2016
Strafkamer
nr. S 16/01332 H
AGE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 25 oktober 2007, nummer 22/004345-06, ingediend door H.M. Dunsbergen, advocaat te Breda, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het Hof heeft - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank Middelburg van 15 juni 2006 - de aanvrager ter zake van 1. "Moord", 2. en 3. "Poging tot moord, meermalen gepleegd", 4. "Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd" en 5. "Belaging" veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien jaren, met onttrekking aan het verkeer en teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen zoals in het arrest vermeld. Voorts heeft het Hof de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen zoals in het arrest vermeld en schadevergoedingsmaatregelen opgelegd.

2.De aanvraag tot herziening

De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Beoordeling van de aanvraag

Bij arrest van de Hoge Raad van 13 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BU7733 is een eerdere aanvraag tot herziening van het arrest van het Hof afgewezen. De aanvraag steunt op dezelfde grond welke in die beslissing ongenoegzaam is geoordeeld, te weten dat uit een zich niet bij de stukken in de strafzaak bevindend NFI-rapport (zaaknummer 2005.09.16.076, sectie nummer 2005-437/K064, betreffende de oorzaak van het overlijden van het slachtoffer) kan worden opgemaakt dat de dood van het slachtoffer - anders dan is bewezenverklaard - niet is ingetreden als gevolg van een door de aanvrager in haar buik geschoten kogel maar door metaalsplinters afkomstig van die kogel. De aanvrager kan dan ook niet in zijn aanvraag worden ontvangen.
Dit is niet anders doordat hij eerst thans het reeds aan zijn eerdere aanvraag ten grondslag gelegde NFI-rapport in het geding heeft gebracht en heeft aangevoerd dat de metaalsplinters ook afkomstig kunnen zijn van een door de kogel geraakt metalen voorwerp.
Gelet hierop acht de Hoge Raad geen grond aanwezig tot inwilliging van het gedane verzoek tot het instellen van een nader onderzoek naar de juistheid van de bewezenverklaarde gedraging van de verdachte.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
wijst af het gedane verzoek;
verklaart de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 juni 2016.