De Rechtbank heeft omtrent de bewezenverklaring het volgende overwogen:
"Bij herhaling is door de verdachte verklaard, dat het betreffende luik is losgeschoten en vervolgens naar beneden gevallen doordat hij krachtig met zijn handen tegen dat luik heeft geslagen.
Deze verklaring is naar het oordeel van de rechtbank niet geloofwaardig.
Voor dat oordeel heeft de rechtbank op de eerste plaats in aanmerking genomen het gewicht van het betreffende luik, te weten: circa 20 kilogram, en de constructie van het luik en van het dak van het gebouw.
Op fotografische opnamen is waarneembaar, dat het dak van het gebouw, bij de opening van het luik, alsmede het betreffende luik rondom zijn voorzien van een opstaande rand.
In gesloten toestand sluiten deze beide randen zodanig over elkaar, dat het luik over enige afstand moet worden getild om het uit zijn positie te krijgen.
Op de tweede plaats heeft de rechtbank in aanmerking genomen, dat op het betreffende luik een afdruk van een schoenzool is aangetroffen, welke afdruk grote gelijkenis vertoont met het patroon van de zolen van de door de verdachte op 7 juli 2000 gedragen schoenen.
Gelet op de plaats waar deze afdruk is aangetroffen, te weten: de binnenzijde van het luik, en gelet op de tamelijk duidelijke aftekening van deze afdruk, komt de rechtbank tot het oordeel, dat de mogelijkheid, dat deze afdruk van de schoenzool op het luik is gekomen, doordat de verdachte tegen dit luik heeft geschopt nadat het reeds van het dak was gestort, als niet aannemelijk van de hand moet worden gewezen.
Tenslotte heeft de rechtbank in aanmerking genomen, dat op de fotografische opnamen, welke zijn vervaardigd van de handen en de armen van de verdachte, kort na diens aanhouding, niet blijkt van enig letsel.
Gelet op het vorenomschreven gewicht en constructie van het luik is het aannemelijk, dat tegen dat luik dermate krachtig moet worden geslagen om het uit positie te krijgen, dat daarvan, mede gelet op het materiaal waarvan dit luik is vervaardigd, enig letsel aan handen of armen in redelijkheid kan worden verwacht.
Door de verdachte is verklaard, dat hij niet bekend is met de constructie van het luik in dit uit de dertiende eeuw stammende gebouw en dat hij de zichtbare moer van het draadeinde van het luik heeft gedraaid, de dwarsbalk, welke dit luik aan het dak ankerde, heeft verwijderd en vervolgens tegen het luik heeft geduwd maar dat het daarop niet openging op de wijze als door hem voorzien.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard, dat hij niet uitsluit, dat vervolgens door hem tegen dit luik is getrapt. Gelet op deze verklaring van de verdachte en gelet op de hiervoor overwogen aspecten met betrekking tot het openen van het luik met de hand of handen, oordeelt de rechtbank dat het luik -toen het door duwen niet bleek te openen op de wijze zoals de verdachte zich voorstelde dat dit luik zou openen- tenslotte door de verdachte is geopend door daartegen een krachtige trap te geven.
De verdachte moet op de hoogte zijn geweest van het feit, dat direct rondom het gebouw van De Helpoort er zich diverse personen bevonden.
Het terrein rondom De Helpoort is vrij toegankelijk en de verdachte heeft zich daar, alvorens De Helpoort te betreden, enige tijd opgehouden.
Gelet op alle hiervoor in aanmerking genomen omstandigheden heeft de verdachte, door het betreffende luik aldus te openen, welbewust de kans, dat het luik uit het dak zou storten 'op de koop toegenomen' en daarmee tevens de aanmerkelijke kans, dat het luik een zich aan de voet van het gebouw bevindende persoon dodelijk zou treffen."