ECLI:NL:HR:2016:1332

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 juni 2016
Publicatiedatum
28 juni 2016
Zaaknummer
15/03364
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tot herziening in doodslagzaak met betrekking tot luik van de Helpoort te Maastricht

Op 28 juni 2016 heeft de Hoge Raad de aanvraag tot herziening van een vonnis van de Rechtbank te Maastricht afgewezen. De aanvraag was ingediend door de aanvrager, die in 2000 was veroordeeld voor doodslag na het dodelijk vallen van een luik op een voorbijganger. De aanvrager stelde dat er nieuwe gegevens waren die niet bekend waren tijdens de oorspronkelijke rechtszaak, en dat deze gegevens zouden leiden tot een vrijspraak. De Hoge Raad oordeelde echter dat de overgelegde rapporten geen nieuw bewijs opleverden dat de eerdere bevindingen van de Rechtbank zou ondermijnen. De Rechtbank had vastgesteld dat de aanvrager opzettelijk het luik had geopend, wat leidde tot de fatale afloop. De Hoge Raad concludeerde dat de feiten en omstandigheden die in de aanvraag werden aangevoerd, niet wezenlijk afwijken van wat al bekend was en dat er geen sprake was van een novum in de zin van de wet. De aanvraag werd daarom afgewezen, en de eerdere veroordeling bleef in stand.

Uitspraak

28 juni 2016
Strafkamer
nr. S 15/03364 H
LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Rechtbank te Maastricht van 24 oktober 2000, nummer 03/005431-00, ingediend door G.G.J. Knoops en L. Vosman, beiden advocaat te Amsterdam, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

De Rechtbank heeft de aanvrager – voor zover voor de beoordeling van de aanvraag van belang – ter zake van de bewezenverklaarde doodslag niet strafbaar verklaard en gelast dat de aanvrager ter beschikking zal worden gesteld en bevolen dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.

2.De aanvraag tot herziening

2.1.
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2.
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van gegevens als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv.

3.De conclusie van de Advocaat-Generaal

3.1.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag zal afwijzen.
3.2.
De raadsman van de aanvrager G.G.J. Knoops heeft daarop schriftelijk gereageerd.

4.Bewezenverklaring en bewijsvoering

4.1.
De Rechtbank heeft ten laste van de aanvrager in de zaak met parketnummer 03/005431-00 bewezenverklaard dat:
"hij op 7 juli 2000 in de gemeente Maastricht opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd door opzettelijk een luik van een toren (van de Helpoort) los te maken en vervolgens tegen dat luik te trappen waarna dat luik naar beneden is gevallen op voornoemde [slachtoffer], tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden."
4.2.
De Rechtbank heeft omtrent de bewezenverklaring het volgende overwogen:
"Bij herhaling is door de verdachte verklaard, dat het betreffende luik is losgeschoten en vervolgens naar beneden gevallen doordat hij krachtig met zijn handen tegen dat luik heeft geslagen.
Deze verklaring is naar het oordeel van de rechtbank niet geloofwaardig.
Voor dat oordeel heeft de rechtbank op de eerste plaats in aanmerking genomen het gewicht van het betreffende luik, te weten: circa 20 kilogram, en de constructie van het luik en van het dak van het gebouw.
Op fotografische opnamen is waarneembaar, dat het dak van het gebouw, bij de opening van het luik, alsmede het betreffende luik rondom zijn voorzien van een opstaande rand.
In gesloten toestand sluiten deze beide randen zodanig over elkaar, dat het luik over enige afstand moet worden getild om het uit zijn positie te krijgen.
Op de tweede plaats heeft de rechtbank in aanmerking genomen, dat op het betreffende luik een afdruk van een schoenzool is aangetroffen, welke afdruk grote gelijkenis vertoont met het patroon van de zolen van de door de verdachte op 7 juli 2000 gedragen schoenen.
Gelet op de plaats waar deze afdruk is aangetroffen, te weten: de binnenzijde van het luik, en gelet op de tamelijk duidelijke aftekening van deze afdruk, komt de rechtbank tot het oordeel, dat de mogelijkheid, dat deze afdruk van de schoenzool op het luik is gekomen, doordat de verdachte tegen dit luik heeft geschopt nadat het reeds van het dak was gestort, als niet aannemelijk van de hand moet worden gewezen.
Tenslotte heeft de rechtbank in aanmerking genomen, dat op de fotografische opnamen, welke zijn vervaardigd van de handen en de armen van de verdachte, kort na diens aanhouding, niet blijkt van enig letsel.
Gelet op het vorenomschreven gewicht en constructie van het luik is het aannemelijk, dat tegen dat luik dermate krachtig moet worden geslagen om het uit positie te krijgen, dat daarvan, mede gelet op het materiaal waarvan dit luik is vervaardigd, enig letsel aan handen of armen in redelijkheid kan worden verwacht.
Door de verdachte is verklaard, dat hij niet bekend is met de constructie van het luik in dit uit de dertiende eeuw stammende gebouw en dat hij de zichtbare moer van het draadeinde van het luik heeft gedraaid, de dwarsbalk, welke dit luik aan het dak ankerde, heeft verwijderd en vervolgens tegen het luik heeft geduwd maar dat het daarop niet openging op de wijze als door hem voorzien.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard, dat hij niet uitsluit, dat vervolgens door hem tegen dit luik is getrapt. Gelet op deze verklaring van de verdachte en gelet op de hiervoor overwogen aspecten met betrekking tot het openen van het luik met de hand of handen, oordeelt de rechtbank dat het luik -toen het door duwen niet bleek te openen op de wijze zoals de verdachte zich voorstelde dat dit luik zou openen- tenslotte door de verdachte is geopend door daartegen een krachtige trap te geven.
De verdachte moet op de hoogte zijn geweest van het feit, dat direct rondom het gebouw van De Helpoort er zich diverse personen bevonden.
Het terrein rondom De Helpoort is vrij toegankelijk en de verdachte heeft zich daar, alvorens De Helpoort te betreden, enige tijd opgehouden.
Gelet op alle hiervoor in aanmerking genomen omstandigheden heeft de verdachte, door het betreffende luik aldus te openen, welbewust de kans, dat het luik uit het dak zou storten 'op de koop toegenomen' en daarmee tevens de aanmerkelijke kans, dat het luik een zich aan de voet van het gebouw bevindende persoon dodelijk zou treffen."

5.Beoordeling van de aanvraag

5.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
5.2.1.
De aanvraag beroept zich allereerst op het bij de aanvraag overgelegde "Rapport verslag bezoek en onderzoek zaak Helpoort" van 25 november 2014 van dr. ir. S.P.G. Moonen en ir. R. Blok. Volgens de aanvraag blijkt uit dit rapport dat het desbetreffende luik met enige krachtsinspanning ook met de hand over de opstaande rand kan worden geduwd, dat het luik door één persoon kan worden geopend zonder dat deze hierbij verwondingen oploopt en dat het zowel aan de voor- als de achterzijde van de toren niet direct waarneembaar is hoe en waar het luik op een plaats zou kunnen vallen waar zich personen kunnen bevinden. In de aanvraag wordt daaraan de conclusie verbonden dat het voor de aanvrager niet voorzienbaar was dat het luik zo gemakkelijk naar beneden zou vallen, zodat niet langer kan worden aangenomen dat de aanvrager de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het luik naar beneden zou vallen en daarmee een persoon dodelijk zou treffen en dat de Rechtbank, ware zij hiermee bekend geweest, de aanvrager zou hebben vrijgesproken van de tenlastegelegde doodslag.
5.2.2.
Dit rapport kan niet worden aangemerkt als een nieuw gegeven als in voormelde bepaling bedoeld. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat de door de Rechtbank vastgestelde feitelijke toedracht niet door het rapport wordt uitgesloten en dat blijkens de bewijsoverwegingen van de Rechtbank de aanvrager zelf heeft verklaard dat hij niet uitsluit dat hij, nadat hij tevergeefs tegen het luik had geduwd, tegen het luik heeft getrapt. De Rechtbank heeft geoordeeld dat deze verklaring van de aanvrager wordt ondersteund door het aantreffen van een afdruk van een schoenzool op de binnenzijde van het luik welke afdruk grote gelijkenis vertoont met het patroon van de zolen van de schoenen die de aanvrager ten tijde van het bewezenverklaarde droeg. Voorts zijn de onderzoeksbevindingen van de rapporteurs dat in eerste instantie weinig beweging lijkt te komen in het luik indien men het met de hand wil openen doordat het relatief zwaar is, alsmede dat het goed mogelijk is zodanige kracht met de voet op het luik uit te oefenen dat het luik wordt geopend, niet onverenigbaar met voormelde vaststellingen van de Rechtbank. Geen van de bevindingen van de onderzoekers doet af aan de bewijsvoering van de Rechtbank, terwijl hetgeen voormeld rapport inhoudt met betrekking tot de voorzienbaarheid van het losschieten van het luik, het naar beneden vallen daarvan en de daarbij optredende risico's voor personen die rondom het gebouw aanwezig waren, door de Rechtbank in haar afwegingen is betrokken.
5.2.3.
Bij deze stand van zaken kan in het midden blijven of en in hoeverre voormelde rapportage voldoet aan de eisen die in de arresten van de Hoge Raad van 26 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:735 en 736 zijn gesteld aan een deskundigenrapport.
5.3.1.
Voorts wordt in de aanvraag een beroep gedaan op het bij de aanvraag overgelegde hoofdstuk "Het luik van de Helpoort: bedacht bewijs" uit het boek van prof. dr. P.J. van Koppen "Gerede Twijfel: Over bewijs in strafzaken" (Amsterdam, 2013), inhoudende een analyse van de door de aanvrager gestelde (alternatieve) lezing van de gebeurtenissen. Volgens de aanvraag volgt uit dit hoofdstuk dat alle omstandigheden ter plaatse rond het luik en de zoolafdruk meer steun opleveren voor het scenario dat de zoolafdruk - als deze al van de aanvrager zou zijn - pas beneden op straat op het luik is gezet en niet reeds bovenin de toren. In de aanvraag wordt daaraan de conclusie verbonden dat, hoewel de auteur in zijn boek geen specifiek nieuw gegeven presenteert, diens analyse is aan te merken als een deskundigenopinie die de Rechtbank niet bekend was en dat de Rechtbank bij bekendheid daarmee de aanvrager zou hebben vrijgesproken van de tenlastegelegde doodslag wegens het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet bij de aanvrager.
5.3.2.
Vooropgesteld moet worden dat voormeld boek niet een rapportage vormt die voldoet aan de eisen die in de genoemde arresten van de Hoge Raad van 26 april 2016 aan een deskundigenrapport zijn gesteld. Voorts zijn de feiten en omstandigheden waarvan de auteur is uitgegaan en die hebben geleid tot de hiervoor weergegeven conclusie, naar de kern bezien ontleend aan de stukken van het geding, welke stukken aan de Rechtbank ten tijde van haar uitspraak bekend waren. In zoverre is dus geen sprake van een voor herziening vereist novum maar van een van het oordeel van de Rechtbank afwijkende mening of gevolgtrekking.
5.4.
Uit het vorenoverwogene volgt dat de aanvraag ongegrond is en ingevolge art. 470 Sv moet worden afgewezen.

6.Beslissing

De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 juni 2016.