ECLI:NL:HR:2016:1331

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 juni 2016
Publicatiedatum
28 juni 2016
Zaaknummer
15/01890
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming na vrijspraak en de beoordeling van wederrechtelijk verkregen voordeel in het strafrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na een vrijspraak van de betrokkene voor witwassen van onroerend goed op Ibiza. De betrokkene was eerder veroordeeld voor witwassen, belastingfraude en valsheid in geschrift, maar was vrijgesproken van het tenlastegelegde witwassen van onroerend goed op Ibiza. Het hof had geoordeeld dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel had verkregen uit het bewezenverklaarde witwassen, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze opvatting niet juist was. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.

De Hoge Raad concludeerde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de betrokkene wederrechtelijk voordeel had verkregen uit de contante stortingen op bankrekeningen, nu deze stortingen voorwerpen van het bewezenverklaarde witwassen waren. Ook was het hof niet duidelijk in zijn oordeel over de vermogenstoename van het onroerend goed op Ibiza, aangezien de betrokkene was vrijgesproken van het witwassen dat betrekking had op dit onroerend goed. De Hoge Raad benadrukte dat zonder nadere motivering niet begrijpelijk was dat de betrokkene daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel had verkregen tot het genoemde bedrag van € 396.674,12.

De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van wederrechtelijk verkregen voordeel in het strafrecht, vooral in gevallen waar vrijspraak heeft plaatsgevonden voor bepaalde tenlastegelegde feiten. De zaak illustreert de noodzaak van zorgvuldige motivering door de rechter bij het vaststellen van wederrechtelijk voordeel en de samenhang met eerdere uitspraken.

Uitspraak

28 juni 2016
Strafkamer
nr. S 15/01890 P
IV/AKA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 25 maart 2015, nummer 21/000897-12, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1950.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van de middelen

2.1.
Het eerste middel bevat de klacht dat het oordeel van het Hof dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit het in de met deze ontnemingsprocedure samenhangende strafzaak "bewezenverklaarde witwassen en soortgelijke feiten" ontoereikend is gemotiveerd. Het tweede middel klaagt dat het Hof de betalingsverplichting mede heeft opgelegd ter ontneming van voordeel dat is verkregen uit een feit waarvan de betrokkene is vrijgesproken.
2.2.
De bestreden uitspraak houdt met betrekking tot de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel in:
"De veroordeelde is bij arrest van 25 maart 2015 van dit gerechtshof (parketnummer 21-004593-12) ter zake van witwassen, belastingfraude en valsheid in geschrift veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat veroordeelde uit het bewezenverklaarde witwassen en soortgelijke feiten financieel voordeel heeft genoten.
Voor de schatting van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel neemt het hof voornoemd arrest als uitgangspunt en volgt het grotendeels het in het kader van het onderzoek in de aan deze ontnemingsvordering ten grondslag liggende hoofdzaak opgemaakte berekening van de verbalisanten als weergeven in het stamproces-verbaal van de FIOD/ECD van 17 december 2008, dossiernummer 41701.
In het arrest in de aan deze ontneming ten grondslag liggende hoofdzaak is bewezen verklaard dat verdachte de volgende bedragen heeft witgewassen:
€ 55.737,65 door storting op een Duitse bank in 2002;
€ 736.050,= door storting op een Duitse bank in 2004;
€ 504.000,= door storting op een Luxemburgse bank.
Daarnaast heeft het hof bewezen geacht dat verdachte de aankoop van onroerend goed in Ibiza in 2002 waarvan de op papier vermelde aankoopprijs € 125.000,= bedroeg mede heeft betaald met € 430.000,= die verdachte in 2002 contant heeft opgenomen bij een Duitse bank. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat er in het onroerend goed investeringen zijn verricht tot een bedrag van € 86.093,=.
De waarde van het pand in 2008 is door de verbalisanten geschat op € 1.232.500,00. De verbalisanten zijn daarbij uitgegaan van de vraagprijs voor de onroerende zaak van € 1.450.000,=. Ervan uitgaande dat de vraagprijs over het algemeen meer bedraagt dan de verwachte verkoopprijs en dat in vijf jaren stijging van het onroerend goed heeft plaatsgevonden stellen de verbalisanten dat de werkelijke waarde van het onroerend goed 15% lager dan de vraagprijs van € 1.450.000,=. De werkelijke waarde zou dan € 1.232.500,= bedragen. Het hof neemt deze conclusie over.
Dit houdt in dat de waardestijging van het pand € 1.232.500,= minus € 125.000,= (op papier betaalde aankoopprijs) minus € 430.000,= (buiten het zicht gehouden betaling) minus € 86.093,= (investeringskosten) ofwel € 591.407,= bedraagt.
Het hof is anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal van oordeel dat niet de gehele waardestijging kan worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel maar slechts dat deel dat door de investering van € 430.000 is gegenereerd.
Concreet houdt dit in:
430.000 / (125.000 + 430.000 + 86.093) x € 591.407 = € 396.674,12.
Schatting wederrechtelijk verkregen voordeel
Gelet op het bovenstaande schat het hof het door veroordeelde behaalde wederrechtelijke voordeel op contante stortingen Duitse Bank 2002 € 55.737,65
Vermogenstoename onroerend goed Ibiza € 396.674,12
Contante stortingen Duitse Bank 2004 € 736.050,00
Contante stortingen Luxemburgse bank € 504.000,00
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel € 1.692.461,77."
2.3.
In de met deze ontnemingsprocedure verband houdende strafzaak is onder 1 bewezenverklaard dat de betrokkene zich heeft schuldig gemaakt aan – kort gezegd – witwassen van geldbedragen door storting op, en opname van, buitenlandse bankrekeningen. Ter zake van het onder 1 eveneens tenlastegelegde – kort gezegd – witwassen van onroerend goed op Ibiza is de betrokkene vrijgesproken.
2.4.1.
In de hiervoor onder 2.2 weergegeven overwegingen heeft het Hof als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat het bewezenverklaarde witwassen tot het door de betrokkene wederrechtelijk verkrijgen van voordeel heeft geleid en dat voordeel geschat op, in totaal, € 1.692.461,77. Dit oordeel heeft het Hof kennelijk mede gebaseerd op de opvatting dat onder meer de contante stortingen op bankrekeningen bij Duitse en Luxemburgse banken, nu zij voorwerpen van het bewezenverklaarde witwassen waren, reeds daardoor tot een bedrag van € 1.295.787,65 (te weten het totaal van € 55.737,65, € 736.050,00 en € 504.000,00) wederrechtelijk verkregen voordeel vormden. Die opvatting is niet juist (vgl. HR 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3071). Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is niet begrijpelijk dat de betrokkene daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft verkregen tot het bedrag van € 1.295.787,65 door middel van of uit de baten van het bewezenverklaarde witwassen. Daarover klaagt het middel terecht.
2.4.2.
Voor zover in 's Hofs hiervoor weergegeven overwegingen tot uitdrukking is gebracht dat het door het Hof genoemde bedrag van € 396.674,12 is verkregen door middel van of uit baten van het bewezenverklaarde witwassen en soortgelijke feiten, heeft het Hof onvoldoende inzicht gegeven in zijn gedachtegang.
Indien het Hof heeft geoordeeld dat de "vermogenstoename onroerend goed Ibiza" heeft te gelden als voordeel door middel van of uit de baten van het tenlastegelegde witwassen van onroerend goed op Ibiza, heeft het Hof ten onrechte het bedrag van € 396.674,12 bij het ontnemingsbedrag betrokken reeds nu de verdachte is vrijgesproken van het tenlastegelegde witwassen voor zover dat ziet op onroerend goed op Ibiza (vgl. EHRM 1 maart 2007, nr. 30810/03 (Geerings tegen Nederland), NJ 2007/349).
Indien het Hof heeft geoordeeld dat de "vermogenstoename onroerend goed Ibiza" is gerelateerd aan – want is op te vatten als voordeel uit de baten van – het tenlastegelegde witwassen voor zover dat ziet op het opnemen van een bankrekening en het "buiten het zicht houden" van het bedrag van € 430.000,00 heeft het Hof dat oordeel kennelijk gebaseerd op de opvatting dat het opnemen van dat geldbedrag, nu dit voorwerp van witwassen was, reeds daardoor wederrechtelijk voordeel vormde, waarbij uit die baten de "vermogenstoename onroerend goed Ibiza" is ontstaan. Die opvatting is echter niet juist (vgl. HR 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3071). Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is niet begrijpelijk dat de betrokkene daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft verkregen tot een bedrag van € 396.674,12 door middel van of uit de baten van het bewezenverklaarde witwassen.
2.5.
De middelen slagen.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.F. Faase en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 juni 2016.