ECLI:NL:HR:2016:1310

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juni 2016
Publicatiedatum
24 juni 2016
Zaaknummer
15/00400
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over beëindiging aannemingsovereenkomst en faillissement van een partij

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Aannemers- en Staalconstructiebedrijf Aan de Stegge B.V. en de combinatie Heijmans-Imtech V.O.F., Heijmans Infrastructuur B.V. en Imtech Nederland B.V. De zaak betreft een geschil over de beëindiging van een aannemingsovereenkomst en de gevolgen van het faillissement van Imtech. Aan de Stegge had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 2 september 2014 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.

De Hoge Raad oordeelt dat de vordering van Aan de Stegge tegen Imtech, die voortvloeit uit een verbintenis uit de boedel, geschorst is op de datum van faillissement van Imtech, namelijk 13 augustus 2015. Dit is gebaseerd op artikel 29 van de Faillissementswet. De curatoren van Imtech hebben het geding niet overgenomen, waardoor het geding in reconventie tussen Imtech en Aan de Stegge kan worden voortgezet. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep voor het overige en legt de proceskosten op aan Aan de Stegge.

De uitspraak benadrukt de gevolgen van een faillissement voor lopende rechtszaken en de rol van curatoren in dergelijke situaties. De Hoge Raad bevestigt dat de procedure in conventie geschorst is en dat de klachten van Aan de Stegge niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling.

Uitspraak

24 juni 2016
Eerste Kamer
15/00400
RB/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
AANNEMERS- EN STAALCONSTRUCTIEBEDRIJF AAN DE STEGGE B.V.,
gevestigd te Goor, gemeente Hof van Twente,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Kuipers,
t e g e n
1. COMBINATIE HEIJMANS-IMTECH V.O.F.,
gevestigd te Rosmalen,
2. HEIJMANS INFRASTRUCTUUR B.V.,
gevestigd te Rosmalen,
3. IMTECH NEDERLAND B.V.,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaten: mr. R.P.J.L. Tjittes en mr. J.W. de Jong.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Aan de Stegge en de Combinatie c.s.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 271883/HA ZA 09-1834 van de rechtbank van Utrecht van 17 februari 2010, 24 november 2010 en 21 december 2011;
b. de arresten in de zaak 200.104.908 van het gerechtshof Arnhem van 25 september 2012 en van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 september 2014.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 2 september 2014 heeft Aan de Stegge beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Combinatie c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
Bij brief van 25 november 2015 heeft Aan de Stegge aan de Hoge Raad bericht dat Imtech op 13 augustus 2015 failliet is verklaard, alsmede de Hoge Raad verzocht het geding te schorsen en een termijn te bepalen waarbinnen zij de curatoren van Imtech tot overneming van het geding kan oproepen. Met toestemming van de Hoge Raad heeft Aan de Stegge de curatoren vervolgens opgeroepen tegen de rolzitting van 18 december 2015. De curatoren hebben het geding niet overgenomen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot:
- schorsing op de voet van art. 29 Fw van de procedure in conventie tussen Aan de Stegge en Imtech;
- verwerping van het cassatieberoep in de procedure voor het overige.
De advocaat van Aan de Stegge heeft bij brief van 28 april 2016 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

3.1
Nu de door Aan de Stegge in conventie tegen Imtech ingestelde vordering een rechtsvordering is die voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel heeft en de Procureur-Generaal op de faillissementsdatum nog geen conclusie had genomen, zodat art. 30 lid 1 Fw niet van toepassing is (vgl. HR 21 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:675, NJ 2015/305), is het geding in conventie tussen deze partijen als gevolg van de faillietverklaring op de voet van art. 29 Fw geschorst.
3.2
Aangezien de curatoren het geding in reconventie niet hebben overgenomen en Aan de Stegge niet om ontslag van de instantie heeft gevraagd, kan het geding in reconventie tussen Imtech en Aan de Stegge ingevolge art. 27 lid 2 Fw buiten bezwaar van de boedel worden voortgezet.
3.3
Voor zover het geding niet is geschorst, kunnen de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verstaat dat het geding in conventie tussen Aan de Stegge en Imtech is geschorst op 13 augustus 2015;
verwerpt het beroep voor het overige;
veroordeelt Aan De Stegge in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Combinatie en Heijmans Infrastructuur begroot op € 6.467,37 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, G. Snijders, M.V. Polak en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
24 juni 2016.