ECLI:NL:HR:2016:1305

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juni 2016
Publicatiedatum
23 juni 2016
Zaaknummer
16/01001
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 juni 2016 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie. Het beroep was ingesteld door belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 28 januari 2016, die op haar beurt weer betrekking had op een verzet tegen een eerdere uitspraak van 5 november 2015. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 26 maart 2016 gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor deze betaling. Belanghebbende heeft echter niet voldaan aan deze verplichting en heeft ook niet tijdig kenbaar gemaakt dat zij aan het criterium voor betalingsonmacht voldeed, zoals eerder vastgesteld in een arrest van de Hoge Raad van 20 februari 2015. De griffier heeft belanghebbende op 2 mei 2016 de gelegenheid gegeven om de redenen voor de termijnoverschrijding mee te delen, maar de aangevoerde redenen werden door de Hoge Raad niet als voldoende beschouwd. Hierdoor werd het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad oordeelde verder dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

24 juni 2016
Nr. 16/01001
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 28 januari 2016, nr. SGR 15/5834 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 5 november 2015.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 26 maart 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
Belanghebbende heeft niet voor het einde van de gestelde betalingstermijn aan de griffier kenbaar gemaakt dat zij voldoet aan het criterium voor betalingsonmacht zoals weergegeven in onderdeel 2.3.3 van het arrest van de Hoge Raad van 20 februari 2015, nr. 14/05176, ECLI:NL:HR:2015:354, BNB 2015/197.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 2 mei 2016 in de gelegenheid gesteld de redenen voor de termijnoverschrijding mee te delen. Hetgeen belanghebbende in haar brief van 21 mei 2016 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2016.