Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Rotterdam,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
4.Beslissing
17 juni 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.J.W. Alt, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Dit arrest was eerder gewezen op 20 januari 2015 en betrof een geschil tussen de eiser en Coca Cola Enterprises Nederland B.V., die niet verschenen was in de cassatieprocedure. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Rotterdam en het arrest van het hof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.
De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser over de uitleg van de grieven tegen het verjaringsoordeel beoordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Coca Cola op nihil zijn begroot. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot.