Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Curaçao,
1.Het geding in feitelijke instantie
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
10 juni 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een bedrijfsongeval. De verzoeker, die in deze procedure wordt aangeduid als [verzoeker], heeft cassatie ingesteld tegen de beschikking van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft de vraag of het bedrijfsongeval daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en wie de bewijslast draagt in deze kwestie. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van het gerecht in eerste aanleg van Curaçao en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, waaruit blijkt dat er geen ongevalsrapportage beschikbaar was en dat er een bewijsaanbod was gepasseerd.
De advocaat-generaal P. Vlas heeft in zijn conclusie geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de verzoeker veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van MNO zijn begroot op € 845,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.