ECLI:NL:HR:2016:1058

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 juni 2016
Publicatiedatum
2 juni 2016
Zaaknummer
16/00776
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake arbeidsongeschiktheidsverzekering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De Centrale Raad had op 2 december 2015 uitspraak gedaan in een hoger beroep van belanghebbende tegen een beslissing van de Rechtbank Noord-Holland. Deze beslissing betrof een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat was genomen op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.

Belanghebbende heeft in cassatie een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak van de Centrale Raad. De Hoge Raad heeft deze klachten beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat de klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit bleek dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in stand bleef.

Uitspraak

3 juni 2016
Nr. 16/00776
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 2 december 2015, nr. 14/1467 WAO, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. 13/789) betreffende een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2016.