ECLI:NL:HR:2016:1030

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 juni 2016
Publicatiedatum
2 juni 2016
Zaaknummer
15/03416
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bijtelling privégebruik auto en motivering door het Hof

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de vraag of er bijtelling voor privégebruik van een auto moet plaatsvinden, in dit geval een Toyota Landcruiser, die ter beschikking was gesteld aan de directeur-grootaandeelhouder (DGA) van een loodgietersbedrijf. Het Gerechtshof had geoordeeld dat er geen grond was voor bijtelling, omdat de inrichting van de auto en de omstandigheden rondom het gebruik door de DGA zouden hebben geleid tot een beperkte mogelijkheid voor privégebruik. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof onvoldoende inzicht had gegeven in zijn gedachtegang en dat de motivering voor het oordeel dat er geen bijtelling moest plaatsvinden ontbrak. De Hoge Raad benadrukte dat volgens de wet bijtelling moet plaatsvinden tenzij kan worden aangetoond dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. Aangezien het Hof niet voldoende had gemotiveerd waarom in dit geval geen bijtelling zou moeten plaatsvinden, verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.

Uitspraak

3 juni 2016
nr. 15/03416
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 17 juni 2015, nrs. BK-14/01599 t/m BK-14/01602, op het hoger beroep van
B.V. [X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 14/4499 en SGR 14/4502 t/m SGR 14/4504) betreffende de aan belanghebbende over de tijdvakken 2008, 2009, 2010 en 2011 opgelegde naheffingsaanslagen in de loonbelasting. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1.1.
Belanghebbende oefende in de jaren 2008 tot en met 2011 een loodgietersbedrijf uit. Zij had in die jaren vijf werknemers in dienst, onder wie haar directeur en (middellijk) enig aandeelhouder, [A] (hierna: de DGA).
2.1.2.
Belanghebbende stelde gedurende deze jaren een Toyota Landcruiser 3.0 D-4D Van (hierna: de Toyota) ter beschikking aan de DGA.
2.2.1.
Voor het Hof was in geschil of belanghebbende bij de bepaling van het belastbare loon van de DGA op grond van artikel 13bis, lid 1, van de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met privégebruik een voordeel van 25 percent van de waarde van de Toyota in aanmerking had moeten nemen (hierna: bijtelling privégebruik auto).
2.2.2.
Het Hof heeft geoordeeld dat de Toyota in de onderhavige jaren aan de DGA ter beschikking is gesteld. Niettemin was het Hof van oordeel dat voor een bijtelling privégebruik geen grond is. Daartoe heeft het Hof in aanmerking genomen dat aan de mogelijkheid om de auto ook voor privédoeleinden te gebruiken in sterke mate afbreuk werd gedaan door de inrichting van de Toyota, dat de sleutels van de auto na sluitingstijd in de sleutelkast van het bedrijf werden opgeborgen en dat de auto ’s avonds voor het bedrijf stond geparkeerd. Bij zijn oordeel heeft het Hof ook acht geslagen op de verklaring dat een ernstige ziekte het de DGA vrijwel onmogelijk maakte auto te rijden, en op de omstandigheid dat de DGA privé over een andere auto beschikte.
2.3.1.
Het middel komt met een motiveringsklacht op tegen het hiervoor in onderdeel 2.2.2 weergegeven oordeel van het Hof.
2.3.2.
Het middel slaagt. Op grond van artikel 13bis, lid 1, van de Wet op de loonbelasting 1964 dient een bijtelling privégebruik auto te worden toegepast indien een auto ook voor privédoeleinden ter beschikking is gesteld. Een auto wordt geacht voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld, tenzij blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt.
Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is niet begrijpelijk hoe de hiervoor in 2.2.2 weergegeven feiten en omstandigheden het Hof hebben gebracht tot het oordeel dat voor een bijtelling privégebruik auto geen grond is. Indien het Hof aan dat oordeel ten grondslag heeft gelegd dat de Toyota op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt, dan behoefde dit nadere motivering gelet op de betwisting door de Inspecteur en de uit voornoemd artikel 13b, lid 1, voortvloeiende verzwaarde bewijslast. Indien het Hof aan dat oordeel ten grondslag heeft gelegd dat alleen het privégebruik door de DGA zelf in dit verband van belang is, steunt ’s Hofs beslissing in zoverre op een onjuiste rechtsopvatting.
2.3.3.
Gelet op hetgeen in 2.3.2 is overwogen kan ’s Hofs uitspraak niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, en
verwijst het geding naar het Gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2016.