ECLI:NL:HR:2016:1023

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 mei 2016
Publicatiedatum
31 mei 2016
Zaaknummer
15/03685
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van beschikking wegens niet oproepen belanghebbende voor raadkamerbehandeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 mei 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, van 16 april 2015. De zaak betreft een vordering tot onttrekking aan het verkeer van goederen die onder de belanghebbende in beslag waren genomen. De belanghebbende, geboren in 1986, was niet opgeroepen voor de behandeling van deze vordering in de raadkamer, wat in strijd is met artikel 23, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Hoge Raad oordeelt dat uit de aan hen toegezonden stukken niet blijkt dat de belanghebbende op de juiste wijze is opgeroepen, waardoor het onderzoek in de raadkamer nietig is. Dit verzuim betreft een wezenlijke grondslag van de raadkamerprocedure, wat leidt tot de vernietiging van de bestreden beschikking. De Hoge Raad wijst de zaak terug naar de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, zodat de vordering opnieuw kan worden behandeld. De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga had geconcludeerd tot vernietiging van de beschikking en verwijzing naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en de beschikking vernietigd.

Uitspraak

31 mei 2016
Strafkamer
nr. S 15/03685 B
AJ/EC
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, van 16 april 2015, nummer RK 15/1577, gegeven op een vordering als bedoeld in art. 552f Sv, in de zaak van:
[belanghebbende], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de belanghebbende. Namens deze heeft M.C. van Linde, advocaat te Groningen, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, teneinde op de bestaande vordering opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel richt zich tegen het oordeel van de Rechtbank dat de belanghebbende behoorlijk is opgeroepen voor de behandeling van de vordering van de Officier van Justitie tot onttrekking aan het verkeer in raadkamer.
2.2.
Blijkens de bestreden beschikking zijn de goederen waarop de in het middel bedoelde vordering van de Officier van Justitie betrekking heeft - en waarvan de Rechtbank de onttrekking aan het verkeer heeft gelast - onder de belanghebbende in beslag genomen. De belanghebbende is, blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal, niet bij het onderzoek in raadkamer verschenen.
2.3.
Art. 23, tweede lid, Sv brengt mee, voor zover hier van belang, dat de belanghebbende voor de raadkamerbehandeling had moeten worden opgeroepen. Uit de aan de Hoge Raad op de voet van art. 434, eerste lid, Sv toegezonden stukken kan niet van zo een oproeping blijken, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit niet is geschied. Dit verzuim heeft betrekking op een wezenlijke grondslag van de raadkamerprocedure, zodat het nietigheid van het onderzoek meebrengt, ook al is deze niet met zoveel woorden in de wet bedreigd.
2.4.
Het middel is gegrond.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, opdat de zaak op de bestaande vordering opnieuw wordt behandeld.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
31 mei 2016.