ECLI:NL:PHR:2016:438

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
23 februari 2016
Publicatiedatum
31 mei 2016
Zaaknummer
15/03685
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • W.H. Vellinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van beschikking inzake onttrekking aan het verkeer van goederen in verband met hennepkwekerij

In deze zaak gaat het om de vernietiging van een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, die op 16 april 2015 de onttrekking aan het verkeer heeft gelast van goederen die in verband stonden met een hennepkwekerij. De Hoge Raad oordeelt dat de belanghebbende niet op de juiste wijze is opgeroepen voor de behandeling van de vordering tot onttrekking aan het verkeer, zoals vereist door artikel 23, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De stukken die aan de Hoge Raad zijn toegezonden, tonen aan dat er geen bewijs is dat de belanghebbende op de hoogte was van de zitting, wat een wezenlijk verzuim in de procedure vormt. Dit verzuim leidt tot de conclusie dat het onderzoek nietig is, ondanks dat dit niet expliciet in de wet is vermeld. De Hoge Raad vernietigt de beschikking en verwijst de zaak terug naar het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling.

De rechtbank had eerder geoordeeld dat de in beslag genomen goederen, waaronder armaturen en henneptoppen, bestemd waren voor het opzetten van een hennepkwekerij. De officier van justitie had een vordering ingediend tot onttrekking aan het verkeer van deze goederen, maar de Hoge Raad oordeelt dat de motivering van de rechtbank onvoldoende is. De rechtbank had niet voldoende aangetoond dat de goederen daadwerkelijk aan de verzoeker toebehoorden en dat deze goederen in strijd waren met de wet of het algemeen belang. De Hoge Raad concludeert dat de rechtbank haar oordeel onvoldoende heeft gemotiveerd en dat de onttrekking aan het verkeer niet kan worden gehandhaafd zonder een correcte procedure.

Conclusie

Nr. 15/03685 B
Zitting: 23 februari 2016
Mr. W.H. Vellinga
Conclusie inzake:
[belanghebbende]
Bij beschikking van 16 april 2015 heeft de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, de onttrekking aan het verkeer gelast van onder verzoeker inbeslaggenomen voorwerpen.
Namens de verzoeker heeft mr. M.C. van Linde, advocaat te Groningen, twee middelen van cassatie voorgesteld.
Het
eerste middelklaagt dat de rechtbank op ontoereikende gronden heeft geoordeeld dat de verzoeker behoorlijk is opgeroepen voor de behandeling van de vordering tot onttrekking aan het verkeer in raadkamer.
Tot de stukken die de griffier van de rechtbank op de voet van het bepaalde in art. 434 lid 1 Sv heeft gezonden aan de griffier van de Hoge Raad, bevinden zich een vordering tot onttrekking aan het verkeer en een daarop gestelde beschikking tot dagbepaling en vermelding dat de officier van justitie de vordering ter kennis brengt van de belanghebbende. Voorts bevinden zich onder die stukken een niet ingevulde akte van betekening. Enig stuk waaruit blijkt dat dag en uur van behandeling inderdaad aan de verzoeker zijn medegedeeld ontbreekt.
Uit een en ander vloeit het ernstig vermoeden voort dat verzoeker niet behoorlijk is opgeroepen voor de behandeling van de onderhavige vordering in raadkamer (art. 23 lid 2 Sv). Dit betekent dat het oordeel van de rechtbank, dat verzoeker behoorlijk voor de behandeling van de vordering in raadkamer is opgeroepen onvoldoende met redenen is omkleed.
Zoals in de toelichting op het middel wordt gesteld blijkt uit bedoelde stukken ook niet dat de vordering van de officier van justitie overeenkomstig het bepaalde in art. 552f lid 5 Sv aan de verzoeker is betekend.
Het middel slaagt.
Het
tweede middelstrekt ten betoge [1] dat onvoldoende is gemotiveerd dat de voorwerpen waarvan de rechtbank de onttrekking aan het verkeer heeft gelast bestemd waren voor het opzetten van een hennepkwekerij.
9. De bestreden beschikking houdt onder meer in:
“1.
Gang van zaken
De officier van justitie heeft een vordering ingediend strekkende tot onttrokken verklaring aan het verkeer van:
114 armaturen
7 assimilatielampen
1 schakelbord
8 snelheidsregelaars
3 tijdschakelaars
47 transformatoren
16 slakkenhuis
1 water- en beluchtingspomp
2 10L groeimiddel
245 gr. gedroogde henneptoppen
242 gr. gedroogde henneptoppen
362 gr. gedroogde henneptoppen
240 gr. hennepzaad
in bovenvermelde strafzaak, welke in eerste aanleg is vervolgd voor de rechtbank Noord- Nederland, locatie Assen. De vordering d.d. 12 februari 2015 is ter griffie van de rechtbank ontvangen op 24 maart 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken met betrekking tot de inbeslagname.
De rechtbank heeft op 16 april 2015 de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2.
Motivering
De rechtbank acht zich bevoegd kennis te nemen van het klaagschrift.
De officier van justitie heeft ter zitting zijn vordering mondeling aangevuld, in die zin dat de onttrekking aan het verkeer wordt gevorderd van 11 water- en beluchtingspompen in plaats van 1 water- en beluchtingspomp. Voor het overige heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de ingediende vordering.
De rechtbank komt op grond van de overgelegde stukken tot het volgende oordeel.
De politie is naar aanleiding van een MMA-melding en een netwerkmeting door Enexis op 10 januari 2013 de woning van beslagene aan de [a-straat 1] te Nieuw Roden binnengetreden. Tijdens de doorzoeking werden in de woning onder meer een hennepkwekerij en henneptoppen aangetroffen. In een schuur bij de woning werden de op de vordering van de officier van justitie genoemde voorwerpen aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat de voorwerpen waarvan de onttrekking aan het verkeer wordt gevorderd, in onderling samenhang beschouwd, waren bestemd voor het opzetten van een hennepkwekerij. Daarbij komt dat de wetgever het voorhanden hebben van dergelijke voorwerpen sinds 1 januari 2015 strafbaar heeft gesteld op grond van artikel 11a van de Opiumwet.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang en ingevolge artikel 36c en 36d van het Wetboek van Strafrecht vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer.”
10. In aanmerking genomen dat de onderhavige goederen zijn aangetroffen in de schuur van een woning waarin een hennepkwekerij aanwezig was is het oordeel van de rechtbank dat het niet anders kan dan dat die goederen waren bestemd voor het opzetten van een hennepkwekerij, niet onbegrijpelijk. Deze enkele constatering kan het oordeel dragen dat het ongecontroleerde bezit van bedoelde goederen in strijd is met de wet of het algemeen belang. [2]
11. In de overwegingen van de rechtbank ligt voorts besloten dat de onderhavige goederen zijn aangetroffen bij gelegenheid van een strafbaar feit waarvan verzoeker werd verdacht, te weten het telen van hennep (art. 3 jo 11 Ow), alsmede dat deze kunnen dienen tot het begaan of voorbereiden van soortgelijke feiten, te weten – kort gezegd – het telen van hennep (art. 3 jo. 11 Ow).
12. Over de vraag of de bewuste goederen aan verzoeker toebehoren laat de rechtbank zich niet uit. In cassatie wordt hierover niet geklaagd. Nu voorts verzoeker opkomt tegen onttrekking aan het verkeer van in de schuur van zijn woning aangetroffen goederen mag worden aangenomen dat die goederen inderdaad aan verzoeker toebehoorden [3] en behoeft het onderhavige motiveringsgebrek niet tot cassatie te leiden.
13. Een en ander betekent dat de rechtbank haar oordeel ook los van hetgeen de rechtbank overweegt over de strafbaarheid van het voorhanden hebben van voorwerpen als de onderhavige sinds 1 januari 2015 gelet op het bepaalde in art. 36c en 36d Sr voldoende heeft gemotiveerd. Hetgeen in de schriftuur over de overwegingen van de rechtbank over de strafbaarheid van het voorhanden hebben van voorwerpen als de onderhavige wordt aangevoerd kan derhalve buiten beschouwing blijven.
14. Het middel faalt.
15. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
16 Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, teneinde op de bestaande vordering opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Er is een verbeterde schriftuur binnengekomen, behelzende een verbetering van de tekst van het tweede middel. Omdat deze na afloop van de termijn voor de schriftuur is binnengekomen kan daarop geen acht worden geslagen. Niettemin is duidelijk wat de strekking van het tweede middel is.
2.Mogelijk anders HR 2 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:176, waar niet een hennepkwekerij was aangetroffen maar een XTC-laboratorium.
3.Zo ook diens verklaring tegenover de politie, proces-verbaal verhoor verdachte van 10 januari 2013,