ECLI:NL:HR:2016:1012

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 mei 2016
Publicatiedatum
31 mei 2016
Zaaknummer
15/00218
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende belang en klachten die niet tot cassatie kunnen leiden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 mei 2016 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 18 november 2014. De verdachte, geboren in 1983, was veroordeeld tot 13 jaren gevangenisstraf wegens onder andere het medeplegen van voorbereiding van moord en poging tot moord, in de zogenaamde "Tattoo killers" zaak. Het cassatieberoep werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat R.J. Baumgardt. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter concludeerde dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard moest worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die door de verdachte waren aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigden, omdat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep en de klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie dan ook niet-ontvankelijk.

Uitspraak

31 mei 2016
Strafkamer
nr. S 15/00218
IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 18 november 2014, nummer 23/003294-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
31 mei 2016.