ECLI:NL:HR:2016:1000

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 mei 2016
Publicatiedatum
27 mei 2016
Zaaknummer
16/00631
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over niet-ontvankelijkheid in WSNP-zaak met betrekking tot buitengerechtelijke schuldregeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 mei 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door verzoekers [verzoeker 1] en [verzoekster 2] tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de toepassing van artikel 80a lid 1 van de Wet op de rechtsvordering (RO) in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de verzoekers geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat zij klaarblijkelijk onvoldoende belang hebben bij het cassatieberoep. Dit oordeel is gebaseerd op het standpunt van de Procureur-Generaal, die stelde dat de klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de raadsheren van de Hoge Raad.

Uitspraak

27 mei 2016
Eerste Kamer
16/00631
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [verzoeker 1],
2. [verzoekster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoekers zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekers].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaken C/16/399591/FT RK 15/1904 en C/16/402105/FT RK 15/2190 van de rechtbank Midden-Nederland van 28 oktober 2015;
b. het arrest in de zaken 200.179.719 en 200.179.685 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 januari 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [verzoekers] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring op grond van art. 80a lid 1 RO.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 4-6).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
27 mei 2016.