Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
14 april 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 8 oktober 2013 is gewezen in de strafzaak met nummer 21/000136-10. De verdachte, geboren in 1973, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. J. Kuijper, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsvrouwe schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de zaak niet verder in behandeling neemt en het beroep verwerpt.
De uitspraak is gedaan op 14 april 2015 door de Hoge Raad der Nederlanden, waarbij de raadsheer J. de Hullu als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P. Bakker.