Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de namens de verdachte voorgestelde middelen
3.Beoordeling van het namens de benadeelde partij voorgestelde middel
4.Beslissing
14 april 2015.
Hoge Raad
Op 14 april 2015 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 19 december 2013 was gewezen. De zaak betreft een beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. V.C. van der Velde, advocaat te Almere. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door mr. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht, heeft eveneens een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de voorgestelde middelen van de verdachte en de benadeelde partij beoordeeld. De middelen van de verdachte konden niet tot cassatie leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals bepaald in artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie. Evenzo kon het middel van de benadeelde partij niet tot cassatie leiden om dezelfde redenen.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.