ECLI:NL:HR:2015:925

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 april 2015
Publicatiedatum
10 april 2015
Zaaknummer
15/00210
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid en ontvankelijkheid in cassatie met betrekking tot declaraties van een advocaat

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 april 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen het arrest van het gerechtshof Amsterdam. Het geschil betreft beroepsaansprakelijkheid van een advocaat en de ontvankelijkheid van het cassatieberoep. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de kantonrechter te Haarlem en een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden op basis van artikel 80a lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van [eiser] geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat er onvoldoende belang is bij het cassatieberoep. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk en veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] op nihil zijn begroot.

Uitspraak

10 april 2015
Eerste Kamer
15/00210
LZ/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. C.S.G. Janssens,
t e g e n
[verweerder],
[woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 570523/CV EXPL 12-10946 van de kantonrechter te Haarlem van 5 juni 2013;
b. het arrest in de zaak 200.134.675/01 van het gerechtshof Amsterdam van 26 augustus 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep met toepassing van art. 80a lid 1 RO.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 12 maart 2015 op dit standpunt gereageerd.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 2-5).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
10 april 2015.