In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, hebben de Chiropractoren, bestaande uit de Stichting Nationaal Register van Chiropractoren, een andere eiseres en Chiropractie Ede B.V., beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Dit arrest volgde op een eerdere uitspraak van de kantonrechter te Den Haag. De kern van de zaak betreft de vraag of de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Financiën, onrechtmatig handelt door chiropractoren niet vrij te stellen van omzetbelasting, zoals vastgelegd in artikel 11 van de Wet op de Omzetbelasting. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de grenzen van de rechtsstrijd en de taakverdeling tussen de bestuursrechter en de burgerlijke rechter in overweging genomen.
De Hoge Raad heeft de klachten die door de Chiropractoren in hun cassatieberoep zijn aangevoerd, niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de Chiropractoren verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is uitgesproken op 10 april 2015 door de vice-president en de raadsheren van de Hoge Raad.