ECLI:NL:HR:2015:918

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 april 2015
Publicatiedatum
9 april 2015
Zaaknummer
14/02894
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake vennootschapsbelasting

In deze zaak heeft de Staatssecretaris van Financiën beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 april 2014, met nummer 13/00281. Dit hoger beroep was ingesteld door de Inspecteur tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Oost-Nederland, die betrekking had op de opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2006 aan de belanghebbende, een besloten vennootschap aangeduid als [X] B.V. De Hoge Raad heeft de zaak op 10 april 2015 behandeld onder nummer 14/02894.

De Hoge Raad heeft het middel van de Staatssecretaris beoordeeld en geconcludeerd dat het middel niet tot cassatie kan leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd vastgesteld dat het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Daarnaast heeft de Hoge Raad de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie, waarbij rekening is gehouden met de samenhang met een andere zaak (nummer 14/02893). De kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 980. Het arrest is openbaar uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, met een griffierecht van € 493 voor de Staatssecretaris van Financiën.

Uitspraak

10 april 2015
Nr. 14/02894
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 23 april 2014, nr. 13/00281, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost-Nederland (nr. AWB 11/3787) betreffende de aan
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) voor het jaar 2006 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.

1.Geding in cassatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 14/02893 met de onderhavige zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op de helft van € 1960, derhalve € 980 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2015.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 493.