Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Slotsom
4.Beslissing
7 april 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 april 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1968, niet aanwezig kon zijn op de zitting vanwege een geplande meniscusoperatie. De advocaat van de betrokkene, mr. C.C. Polat, had een verzoek tot aanhouding ingediend, maar dit verzoek werd door het Hof afgewezen. De Hoge Raad herhaalt in zijn overwegingen eerdere jurisprudentie over het toetsingskader bij ziekte als reden van verhindering. De Hoge Raad oordeelt dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek niet zonder meer begrijpelijk is, gezien de inhoud van het faxbericht en de bijlagen die door de raadsman zijn overgelegd. De Hoge Raad concludeert dat het Hof onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de betrokkene en dat het verzoek tot aanhouding niet voldoende is onderbouwd. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.