ECLI:NL:HR:2015:887

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 april 2015
Publicatiedatum
7 april 2015
Zaaknummer
13/01346
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanhoudingsverzoek in verband met meniscusoperatie en toetsingskader bij ziekte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 april 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1968, niet aanwezig kon zijn op de zitting vanwege een geplande meniscusoperatie. De advocaat van de betrokkene, mr. C.C. Polat, had een verzoek tot aanhouding ingediend, maar dit verzoek werd door het Hof afgewezen. De Hoge Raad herhaalt in zijn overwegingen eerdere jurisprudentie over het toetsingskader bij ziekte als reden van verhindering. De Hoge Raad oordeelt dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek niet zonder meer begrijpelijk is, gezien de inhoud van het faxbericht en de bijlagen die door de raadsman zijn overgelegd. De Hoge Raad concludeert dat het Hof onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de betrokkene en dat het verzoek tot aanhouding niet voldoende is onderbouwd. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.

Uitspraak

7 april 2015
Strafkamer
nr. S 13/01346 P
DAZ/KD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van
11 maart 2013, nummer 21/004393-12, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. C.C. Polat, advocaat te Breukelen, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt over de afwijzing door het Hof van het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak.
2.2.1.
Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich een op 21 februari 2013 gedateerd faxbericht van mr. J.G. Kabalt, namens mr. S. Schuurman, aan de voorzitter van de strafkamer van het Hof. Dit bericht houdt onder meer in:
"In opgemelde kwestie staat er een zitting gepland op maandag 25 februari a.s. te 9.30 uur. Middels deze verzoek ik u om aanhouding van voornoemde zitting, nu cliënt op die dag geopereerd zal worden (zie bijlage) en niet in staat is om bij de zitting aanwezig te zijn."
Aan dit faxbericht is gehecht een brief van de Afdeling Opname van het Meander Medisch Centrum, gedateerd 14 januari 2013. Deze brief houdt in:
"Geachte heer,
Met deze brief geven wij u een afspraak voor uw operatie in ons ziekenhuis. Uw behandelende specialist en contactpersoon, dokter (...) , zal u op maandag
25-02-2013 opereren op locatie Elisabeth.
Dag van opname.
U wordt twee werkdagen vóór opname gebeld door de afdeling, tussen 14.00 en 16.00 uur.
U hoort dan hoe laat u verwacht wordt.
Uitstellen van operatie
Het kan voorkomen dat de operatie op het laatste moment wordt uitgesteld, bijvoorbeeld bij een spoedgeval of onvoorziene omstandigheden.
Wij nemen dan contact met u op, om een nieuwe afspraak te maken voor uw operatie."
2.2.2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in dat de betrokkene aldaar niet is verschenen. Het houdt voorts het volgende in:
"Ter terechtzitting is aanwezig mr. J.G. Kabalt, advocaat te Breukelen, die verklaart niet uitdrukkelijk door veroordeelde te zijn gemachtigd de verdediging te voeren.
De voorzitter deelt mede dat de dagvaarding in persoon is uitgereikt.
De raadsman voert het woord, zakelijk weergegeven:
Ik verzoek het hof om de zaak aan te houden. Cliënt wordt vandaag geopereerd aan zijn meniscus. Een eerder verzoek om aanhouding werd vooralsnog afgewezen. Ik heb op dit moment geen andere stukken dan de stukken die ik u op voorhand toezond. De oproep van het ziekenhuis die ik naar u heb gestuurd is de enige oproep die cliënt heeft gekregen. Ik hoor de advocaat-generaal zeggen dat een afspraak in het ziekenhuis ook kan worden verzet. Ik kan daar verder niets over zeggen. Cliënt wil graag zelf ter zitting aanwezig zijn om zijn standpunt toe te lichten. Deze informatie heb ik van mijn kantoorgenoot, mr Schuurman. Die is zelf ook niet gemachtigd.
De advocaat-generaal voert het woord, zakelijk weergegeven:
Ik vind het aanhoudingsverzoek te vaag. Deze afspraak had ook verzet kunnen worden. Het betreft geen levensbedreigende operatie. Verdachte heeft zelf geen actie ondernomen om de afspraak te verzetten. Ik stel dus voor om de zaak vandaag af te doen.
De voorzitter onderbreekt het onderzoek voor het houden van beraad.
De voorzitter hervat het onderzoek en deelt mede dat de dagvaarding op 21 december 2012 in persoon is uitgereikt. Het kan zijn dat de klachten van verdachte pas nadien zijn opgetreden en een operatie derhalve noodzakelijk was. De afweging tussen het aanwezig zijn bij de zitting en de operatie aan de meniscus is naar het oordeel van het hof niet nader geconcretiseerd. Het verzoek is onvoldoende duidelijk en onderbouwd en zal worden afgewezen.
Op vordering van de advocaat-generaal verleent het hof verstek tegen de niet verschenen veroordeelde en beveelt dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan."
2.2.3.
Blijkens dat proces-verbaal is vervolgens verstek verleend tegen de niet verschenen betrokkene, heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden en is het gesloten.
2.3.
Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat, indien een betrokkene door ziekte is verhinderd op de terechtzitting te verschijnen en in verband daarmee schorsing van het onderzoek heeft verzocht of doen verzoeken, de rechter aan dit verzoek voldoet teneinde de betrokkene alsnog de gelegenheid te geven bij de behandeling van zijn zaak op de terechtzitting aanwezig te zijn. Dit spruit voort uit het onder meer in art. 6 EVRM gewaarborgde aanwezigheidsrecht van de betrokkene. Bijzondere omstandigheden kunnen echter meebrengen dat de rechter tot het oordeel komt dat het belang van een behoorlijke strafvordering - welke omvat afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn - ernstig in het gedrang zou komen, indien het onderzoek op de terechtzitting zou worden geschorst en dat dit belang onder de gegeven omstandigheden zwaarder moet wegen dan het belang van de betrokkene om bij de behandeling van zijn zaak tegenwoordig te zijn. Het staat ter beoordeling van de rechter of hij de aangevoerde reden aannemelijk en van voldoende gewicht acht en of het belang van een behoorlijke strafvordering de voorrang moet hebben boven het belang van de betrokkene bij aanhouding. In de regel mag daarom van de betrokkene of diens raadsman worden gevergd dat hij ter staving van het verzoek (alsnog) de gegevens kan verstrekken die de rechter met het oog op de te nemen beslissing wenselijk acht. Aan de rechter staat het vrij om indien een verzoek onvoldoende door bewijsstukken is gestaafd of indien aan diens verlangen tot aanvulling niet of niet genoegzaam is voldaan, daaraan gevolgtrekkingen te verbinden. Oordelen en beslissingen daarover kunnen in cassatie slechts op hun begrijpelijkheid worden getoetst (vgl. HR 9 mei 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5730, NJ 2002/466).
2.4.
Blijkens zijn hiervoor weergegeven overwegingen heeft het Hof het verzoek tot aanhouding afgewezen op de grond dat "de afweging tussen het aanwezig zijn bij de zitting en de operatie aan de meniscus naar het oordeel van het hof niet nader [is] geconcretiseerd" en "het verzoek onvoldoende duidelijk en onderbouwd [is]".
Dat oordeel is gelet op de inhoud van het in 2.2.1 vermelde faxbericht met bijlage en hetgeen door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd, niet zonder meer begrijpelijk.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 april 2015.