ECLI:NL:HR:2015:801

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 maart 2015
Publicatiedatum
31 maart 2015
Zaaknummer
13/02346
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arrest van het Gerechtshof wegens nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 maart 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld tegen een bij verstek gewezen arrest van het Hof, dat op 15 mei 2012 was uitgesproken. De advocaat van de verdachte, mr. E.E.W.J. Maessen, had een middel van cassatie voorgesteld, waarin werd geklaagd dat het Hof ten onrechte verstek had verleend tegen de niet-verschenen verdachte. De Hoge Raad oordeelde dat uit de stukken van het geding niet bleek dat een afschrift van de appeldagvaarding aan het adres van de verdachte was toegezonden. Dit leidde tot de conclusie dat het Hof had moeten onderzoeken of er reden was om het onderzoek ter terechtzitting te schorsen, zodat de verdachte alsnog aanwezig kon zijn. Het verzuim om dit onderzoek te verrichten leidde tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de daaropvolgende uitspraak. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof, zodat deze opnieuw kon worden berecht en afgedaan.

Uitspraak

31 maart 2015
Strafkamer
nr. S 13/02346
IC/AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 15 mei 2012, nummer 20/003169-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.E.W.J. Maessen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof, teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet-verschenen verdachte.
2.2.
Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
(i) een appelakte van 2 augustus 2011 waarin als adres van de verdachte is vermeld: [a-straat 1], [plaats A]. Voorts is op de akte aangetekend "p/a [plaats B] [b-straat 1]";
(ii) een brief van de verdachte van 19 juli 2011 die door de griffier kennelijk is opgevat als een schriftelijke bijzondere volmacht van de verdachte als bedoeld in art. 450, eerste lid onder b, Sv en waarin als adres van de verdachte is vermeld: [a-straat 1], [plaats A]. Voorts houdt deze brief als mededeling van de verdachte in:
"Als u mij een brief stuurt, kunt u die dan naar mijn moeder sturen, dan weet ik tenminste zeker dat ik de brief krijg (...) [b-straat 1] [plaats B]";
(iii) een akte van uitreiking van de appeldagvaarding, inhoudende dat die dagvaarding op 21 maart 2012 tevergeefs is aangeboden op het adres van de verdachte, te weten [a-straat 1], [plaats A] en dat ter plaatse een bericht van aankomst is achtergelaten waarin is vermeld dat de dagvaarding kon worden afgehaald op het in dat bericht genoemde postkantoor en dat de dagvaarding op 20 april 2012 is uitgereikt aan de griffier van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch onder toezending van een afschrift van de dagvaarding naar voornoemd adres;
(iv) een aan het dubbel van de appeldagvaarding gehechte ID-staat SKDB van 20 april 2012, inhoudende als huidig GBA-adres van de verdachte, sinds 16 mei 2011:
[a-straat 1], [plaats A];
(v) het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep, inhoudende dat tegen de aldaar niet-verschenen verdachte verstek is verleend.
2.3.
De vermelding van het adres [b-straat 1], [plaats B] in de onder (ii) van 2.2 vermelde schriftelijke volmacht kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als de opgave door de verdachte van een adres in de zin van art. 588a, eerste lid aanhef en onder c, Sv waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden.
2.4.
Uit de stukken van het geding kan niet blijken dat een afschrift van de appeldagvaarding aan dit adres is toegezonden, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit niet is geschied. Evenmin houden de stukken iets in waaruit kan volgen dat die verzending ingevolge het derde lid van art. 588a Sv achterwege kon blijven. Daarom had het Hof ervan blijk moeten geven te hebben onderzocht of er reden was het onderzoek ter terechtzitting te schorsen teneinde de verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog bij het onderzoek op de terechtzitting tegenwoordig te zijn. Van een zodanig onderzoek blijkt niet. Dat verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak. (Vgl. HR 27 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4736, NJ 2012/695.)
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
31 Maart 2015.