Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te [plaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
27 maart 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 maart 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op eerdere arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een geschil tussen [eiser], vertegenwoordigd door mr. M.W. Scheltema, en [verweerster], vertegenwoordigd door mr. M.A.J.G. Janssen, over de schorsing van een relatiebeding en een non-concurrentiebeding in het kader van de koop van een assurantieportefeuille. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen en arresten die aan deze procedure ten grondslag liggen, waaronder een vonnis van de rechtbank Gelderland van 1 oktober 2013 en twee arresten van het hof van 1 en 22 april 2014.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van [eiser] verworpen, waarbij de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de eerdere uitspraken van het hof in stand blijven.
Daarnaast heeft de Hoge Raad [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerster] zijn begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak bevestigt de rechtspositie van [verweerster] en onderstreept het belang van duidelijkheid en rechtszekerheid in het kader van relatiebedingen en non-concurrentiebedingen in arbeidsovereenkomsten.