ECLI:NL:HR:2015:763

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 maart 2015
Publicatiedatum
26 maart 2015
Zaaknummer
14/02814
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over schorsing van relatiebeding en non-concurrentiebeding in het kader van een koop van een assurantieportefeuille

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 maart 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op eerdere arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een geschil tussen [eiser], vertegenwoordigd door mr. M.W. Scheltema, en [verweerster], vertegenwoordigd door mr. M.A.J.G. Janssen, over de schorsing van een relatiebeding en een non-concurrentiebeding in het kader van de koop van een assurantieportefeuille. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen en arresten die aan deze procedure ten grondslag liggen, waaronder een vonnis van de rechtbank Gelderland van 1 oktober 2013 en twee arresten van het hof van 1 en 22 april 2014.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van [eiser] verworpen, waarbij de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de eerdere uitspraken van het hof in stand blijven.

Daarnaast heeft de Hoge Raad [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerster] zijn begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak bevestigt de rechtspositie van [verweerster] en onderstreept het belang van duidelijkheid en rechtszekerheid in het kader van relatiebedingen en non-concurrentiebedingen in arbeidsovereenkomsten.

Uitspraak

27 maart 2015
Eerste Kamer
14/02814
EV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.W. Scheltema,
t e g e n
[verweerster],
gevestigd te [plaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.A.J.G. Janssen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/05/248339 / KZ ZA 13-78 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland van 1 oktober 2013;
b. de arresten in de zaak 200.138.547 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 april 2014 en 22 april 2014.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [eiser] mede door mr. M.H.M. Deppenbroek.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 6 februari 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, G. Snijders, G. de Groot en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
27 maart 2015.