ECLI:NL:HR:2015:560

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 maart 2015
Publicatiedatum
12 maart 2015
Zaaknummer
14/02143
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie inzake de etikettering van een splitsbaar pand in de inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de etikettering van een splitsbaar pand dat door een ondernemer werd gehuurd voordat het werd aangekocht. De benedenverdieping van het pand werd al gebruikt binnen de onderneming, terwijl de bovenverdieping leegstond en later aan derden werd verhuurd. De centrale vraag in deze procedure was of de bovenverdieping verplicht tot het privévermogen van de ondernemer behoorde, en hoe de bewijslast in deze context verdeeld moest worden.

De Hoge Raad heeft op 13 maart 2015 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 14/02143. De Hoge Raad oordeelde dat de uitspraak van het Gerechtshof niet in stand kon blijven, op basis van de gronden die eerder zijn vermeld in een arrest met nummer 14/02141. Dit leidde tot de beslissing dat er een verwijzing moest plaatsvinden voor een onderzoek in volle omvang. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

In de beslissing verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing, met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad. Dit arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de vice-president en de raadsheren.

Uitspraak

13 maart 2015
nr. 14/02143
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 18 maart 2014, nr. BK-13/00506, op het hoger beroep van
[X-Y]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 12/3620) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2008 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van ’s Hofs uitspraak

’s Hofs uitspraak kan niet in stand blijven op de gronden die zijn vermeld in het heden in de zaak met nummer 14/02141 uitgesproken arrest van de Hoge Raad, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht. Verwijzing moet volgen voor een onderzoek in volle omvang.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, en
verwijst het geding naar het Gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2015.