Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beoordeling van het derde middel
5.Slotsom
6.Beslissing
3 maart 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 maart 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 13/01774. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1960, in cassatie is gegaan tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 18 maart 2013. De advocaat van de betrokkene, mr. E. IJspeerd, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling van de zaak.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de middelen van cassatie niet voldoen aan de wettelijke vereisten. Het eerste middel, dat gericht was op vernietiging van de uitspraak, werd verworpen omdat het niet voldeed aan de eisen van een stellige en duidelijke klacht over schending van rechtsregels. Het tweede middel werd eveneens verworpen zonder nadere motivering, omdat het geen rechtsvragen opwierp die relevant zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling.
Het derde middel, dat betrof de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de betalingsverplichting, werd echter gegrond verklaard op basis van de argumenten van de Advocaat-Generaal. De Hoge Raad heeft uiteindelijk de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen. Deze uitspraak benadrukt de strikte eisen die aan cassatiemiddelen worden gesteld en de mogelijkheid voor de rechter om in bepaalde gevallen de betalingsverplichting te verminderen of kwijt te schelden.